Leesvaardigheid Frans klas 4

1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Doel van deze les?
  • Voorkennis activeren over leesvaardigheid
  • Wat weet je nog?
  • Wat heb je nodig?

Slide 2 - Tekstslide

Algemene tips: voorspellen en oriënteren
  • Bedenk waar de tekst over zal gaan
  • Bedenk wat je al over het onderwerp weet
  • Wat voor soort tekst is het?
  • Kijk globaal naar de tekst: inleiding, middenstuk en laatste alinea

Slide 3 - Tekstslide

Algemene tips: voorspellen en oriënteren

  • Kijk ook welk soort vragen er bij de tekst gesteld worden: zijn dat meerkeuzevragen, open vragen of is het een gatentekst?
  • Kijk globaal naar de inhoud van de tekst.
  • De meeste teksten hebben een inleiding waarin staat waar de tekst over gaat: de eerste alinea 


Slide 4 - Tekstslide

Algemene tips: voorspellen en oriënteren



  • Daarna volgt het middenstuk waarin argumenten voor en tegen worden gegeven.
  • Tot slot volgt een conclusie: de laatste alinea.
  • Wil je dus snel weten waar de tekst over gaat? Lees dan de inleiding en de conclusie.

Slide 5 - Tekstslide

Algemene tips: lees de vraag en bepaal het antwoord
  •  Let op het type vraag, details of grote lijnen?
  • Gaat het om de een tijdsaanduiding, lees dan snel
  • Lees precies bij specifieke info

Slide 6 - Tekstslide

3. Lees de tekst behorend bij de vraag en formuleer een antwoord
  • Een alinea zit meestal op dezelfde manier in elkaar, eerste en laatste zin staat  de belangrijkste info
  • Markeer structuur/signaalwoorden, zoals d'abord, mais, ensuite
  • Na : komt meestal een uitleg of een conclusie
  • Let op tijdsaanduidingen: Autrefois (vroeger) en maintenant (nu)
  • Markeer de kernwoorden uit de alinea (helikopteren)

Slide 7 - Tekstslide

Wat raad ik niet aan bij het maken van leesteksten ?
A
Titel, kopje en plaatje bekijken
B
Signaalwoorden omcirkelen
C
Tekst doorlezen en daarna vragen maken
D
Formuleren van de hoofdgedachte/kern per alinea

Slide 8 - Quizvraag

Wat is niet een grote lijn/helicopter vraag?
A
Qu’ est-ce qui est vrai d’après le dernier alinéa?
B
A quoi sert le 2ième alinéa ?
C
Qu’est-ce qu’on apprend au premier alinéa ?
D
Remplissez le mot qui manque

Slide 9 - Quizvraag

Welke signaalwoord geeft een tegenstelling aan
A
pourtant
B
de plus
C
bref
D
ainsi

Slide 10 - Quizvraag

Wat is geen valkuil bij het maken van leesteksten?
A
als dezelfde woorden in de tekst als in het antwoord staan
B
als er in het antwoord expliquer pourquoi , surtout of de plus en plus staat
C
rond signaalwoorden vind je de antwoorden meestal

Slide 11 - Quizvraag

Als antwoord op een toon vraag: welk antwoord is niet negatief?
A
Deçu
B
Étonné
C
Moqueur
D
Indifférent

Slide 12 - Quizvraag

Intuïtief:welke woorden serie hoort niet bij elkaar?
Tekst
A
L’ enseignement, La formation, les études, les études
B
le gaspillage, l' environnement
C
l' objectif, le but, pour
D
la pub, la capitale, une entreprise

Slide 13 - Quizvraag

Je leest de antwoorden niet behalve bij de beweringsvragen
A
juist
B
onjuist

Slide 14 - Quizvraag

Cherchez les mots connecteurs:
Grâce a ma tante j’ai pu acheter une voiture, wat is/zijn mot(s)connecteur(s)??

Slide 15 - Open vraag

Cherchez les mots connecteurs: mais je veux aussi acheter une maison
wat is/zijn het mot(s) connecteur(s)?

Slide 16 - Open vraag

Cherchez les mots connecteurs: en plus j’ai besoin d’un grand jardin, car j’ai un chien, mais lui il n’est pas grand
wat is/zijn het mot(s) connecteur(s)?

Slide 17 - Open vraag

Cherchez les mots connecteurs: en revanche mon chat est très grand. Ma tante, en effet, elle est très généreuse,
wat is/zijn het mot(s) connecteur(s)?

Slide 18 - Open vraag

Cherchez les mots connecteurs: c’est grâce à elle que en effet j’ai pu réalisé mon rêve. Donc je suis heureuse.
wat is/zijn het mot(s) connecteur(s)?

Slide 19 - Open vraag

Wat heb je vandaag geleerd?

Slide 20 - Woordweb