4H Economie h 1.2 mod 2 collectieve vraag en cs week 40 herhalen en oefenen

1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Hoe groot is het consumentensurplus?

Slide 3 - Tekstslide

Hoe groot is het consumentensurplus?
A
20
B
30
C
40
D
70

Slide 4 - Quizvraag

Rekenen met Consumentensurplus
Stel dat een vraagfunctie wordt gegeven door: qv = -2p + 20

--> Teken de vraaglijn

  1. stap 1: stel eerst p op 0 --> qv = 20
  2. stap 2: stel de dan de qv op 0 --> p = 10
  3. Nu heb je de punten op de x-as (qv) en de y-as (p)
 


Slide 5 - Tekstslide

Voorbeeld
Stel dat een vraagfunctie wordt gegeven door: qv = -2p + 20
Stap 1: bepaal snijpunt met p-as: 
q = 0 
0 = -2p + 20 2p = 20 p = 10
Stap 2: bepaal snijpunt met q-as: 
p = 0 
qv = - 2 x 0 + 20 = 20

Slide 6 - Tekstslide

oefenen CS
Stel dat de prijs gelijk is aan €6.



Bereken nu het consumentensurplus
met de ABC formule: 0,5 x hoogte A x Q

Slide 7 - Tekstslide

Consumentensurplus
Het consumentensurplus wordt gegeven door het gedeelte tussen de vraaglijn en de prijs.
Stel dat de prijs gelijk is aan € 6.
De vraag is dan gelijk aan 
-2 x 6 + 20 = 8. (qv = -2p + 20)
Oppervlakte driehoek consumentensurplus = 
½ x (10 – 6) x 8 = ½ x 4 x 8 = ½ x 32 = 16 

Slide 8 - Tekstslide

Als de prijs gaat dalen, neemt het consumentensurplus ...........

Stel prijs wordt € 4-. 
Hoe groot is dan het consumentensurplus?
........................................................................................................................................................................................................


Slide 9 - Tekstslide

Als de prijs gaat dalen, neemt het consumentensurplus toe.

Stel prijs wordt € 4-. 
Hoe groot is dan het consumentensurplus?
½ x (10 – 4) x 12 = ½ x 6 x 12 = ½ x 72 = 36


Slide 10 - Tekstslide

Verandering van de vraag langs de vraaglijn
qv = -1.000p + 2.000
p oud = €1,20
p nieuw = €1.40
Bereken de hoeveelheid: 
  1. q oud = (-1.000 x €1,20) + 2.000 = 800 stuks
  2. q nieuw = (-1.000 x €1,40) + 2.000 = 600 stuks
  3. Bereken het consumentensurplus
  4. Cons.surplus oud = 1/2 x 800 x 0,80 = €320,-
  5. Cons.surplus nw = 1/2 x 600 x 0,6  = €180,-

Slide 11 - Tekstslide

Verandering van de vraag langs de vraaglijn
qv = -1.000p + 2.000
p oud = €1,20
p nieuw = €1.40
q oud = (-1.000 x €1,20) + 2.000 = 800 stuks
q nieuw = (-1.000 x €1,40) + 2.000 = 600 stuks

Omzet oud = p x q = 1,20 x 800 = €960,-
Omzet niuew = p x q = 1,40 x 600 = €840,-

Cons.surplus oud = 1/2 x 800 x 0,80 = €320,-
Cons.surplus nw = 1/2 x 600 x 0,6  = €180,-

Slide 12 - Tekstslide

Verschuiving van de vraaglijn:
De vraag neemt langdurig toe en de betalingsbereidheid stijgt.
Qv oud = -1.000p + 2.000
Qv nieuw = -1.000p + 2.500
p blijft gelijk: €1,20
Gevolg: de vraaglijn schuift naar rechts en het consumentensurplus neemt toe. En (!) de welvaart neemt toe.
Oorzaken verschuiven  vraaglijn:
1. Consumenten hebben meer/minder te besteden
2.De voorkeur van consumenten is veranderd
3. De prijs van andere producten is veranderd

Slide 13 - Tekstslide

verandering van het CS
CS = verschil tussen betalingsbereidheid en prijs

             kan dus veranderen als betalingsbereidheid verandert, of               als de prijs verandert.

Aanpak?   nieuwe situatie - oude situatie

Slide 14 - Tekstslide

voorbeeld verandering van het CS: betalingsbereidheid neemt toe

Slide 15 - Tekstslide

Bereken de verandering van het CS bij een prijs
van € 1,00

Slide 16 - Open vraag

Oefenen
maak opgaven 1 t/m 4 blz 19

Slide 17 - Tekstslide