Th4 - BS5




Thema 4 - Transport
BS4 - het bloed
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les




Thema 4 - Transport
BS4 - het bloed

Slide 1 - Tekstslide

begrippen BS4
bloedplasma
rode beenmerg
rode bloedcellen
hemoglobine
bloedarmoede
fibrinogeen
stollingsfactoren
fibrine
bloedserum
witte bloedcellen

Slide 2 - Tekstslide

leerdoelen bs 4
na deze les kun je
  • de bestanddelen van bloed noemen met hun kenmerken en functies
  • het proces van bloedstolling beschrijven en verklaren

Slide 3 - Tekstslide

Bloedplasma
Water met opgeloste stoffen en plasma-eiwitten:
- 7% plasma-eiwitten
Bijvoorbeeld fibrinogeen, wat helpt bij het stollen van je bloed
- 2% opgeloste stoffen
Klein beetje zuurstof, voedingsstoffen, hormonen, enzymen, antistoffen, koolstofdioxide en andere afvalstoffen
- 91% water
Ook: Temperatuur, pH, osmotische waarde bloed constant houden.

Slide 4 - Tekstslide

De vaste bestanddelen van bloed ontstaan allemaal in het beenmerg, uit stamcellen. Zie BINAS 84i
- Rode bloedcellen
- Witte bloedcellen
- Bloedplaatjes

We gaan nu verder met de bouw en functie van elk vast bestanddeel

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Rode bloedcellen
- Per mm3 bloed 1.000.000 rode bloedcellen
- Geen celkern, daardoor 4 maanden in leven
- Bevatten hemoglobine
- Aanmaak van rbc in rode beenmerg gestimuleerd door hormoon EPO



Slide 7 - Tekstslide

EPO
Erytropoëtine is een hormoon dat wordt gemaakt door de nieren. Afhankelijk van de hoeveelheid zuurstof in de nieren maken ze meer op minder EPO. Dit zet het rode beenmerg aan tot het maken van rbc.



Slide 8 - Tekstslide

Hemoglobine
- Eiwitmolecuul in rbc, geeft de rode kleur aan het bloed
- Hemoglobine bevat kleine ijzerdeeltjes
- Hemoglobine vervoert zuurstof en CO2
- Bloedarmoede: onvoldoende hemoglobine in het bloed



Slide 9 - Tekstslide

Bloedarmoede
- Te weinig hemoglobine in je bloed, door ijzertekort

- Moe
- Hoofdpijn
- Kortademig
- Flauwvallen

Slide 10 - Tekstslide

sikkelcel anemie
puntmutatie
hemoglobine gen
-> rode bloedcel kan minder
zuurstof vervoeren
-> rode bloedcel kan vast komen
te zitten in de haarvaten

Slide 11 - Tekstslide

Bloedplaatjes
- Per mm3 bloed 300.000 bloedplaatjes
- Geen celkern, want het zijn stukjes uit elkaar gevallen cellen
- Spelen een rol bij de bloedstolling, 

Zie de volgende slide om de stappen van de bloedstolling te doorlopen in bioplek.nl

Slide 12 - Tekstslide

Trombose
- Bloed stolt binnen een bloedvat

- Er ontstaat een bloedprop in het bloedvat, soms sluit deze het bloedvat af

- Als de bloedprop loskomt sluit het ergens anders een bloedvat af

Slide 13 - Tekstslide




Thema 4 - Transport
BS5 Weefselvloeistof en lymfe

Slide 14 - Tekstslide

leerdoelen bs 5
na deze les kun je
  • de kenmerken en functies van weefselvloeistof en lymfe noemen

Slide 15 - Tekstslide

begrippen BS5
weefselvloeistof
lymfevaten
lymfe
lymfesysteem
rechterlymestam
borstbuis 
lymfeknopen 
lymfeklieren
oedeem

Slide 16 - Tekstslide

weefselvloeistof 
door de hoge druk aan het begin van de haarvaten wordt er een deel van het bloedplasma buiten het bloedvat geperst

Slide 17 - Tekstslide

weefselvloeistof 
weefselvloeistof
- zit tussen de cellen

bevat: 
  • zuurstof
  • voedingsstoffen
  • hormonen
  • kleine plasma-eiwitten
  • witte bloedcellen

Slide 18 - Tekstslide

weefselvloeistof 
via diffusie nemen de cellen de zuurstof en voedingsstoffen op

Slide 19 - Tekstslide

weefselvloeistof 
wat zit er NIET in:
  • rode bloedcellen
  • grote eiwitmoleculen

Slide 20 - Tekstslide

weefselvloeistof 
verder langs haarvaten: 
  • minder zuurstof
  • meer koolstofdioxide
  • afvalproducten van de cellen
  • gaat terug haarvat in of
  • wordt op genomen in de lymfevaten

Slide 21 - Tekstslide

lymfesysteem
bevat lymfe 
= weefselvloeistof
bestaat uit
  • 2 grote vaten
- rechterlymfestam
- borstbuis
  • lymfeknopen/lymfeklieren

Slide 22 - Tekstslide

lymfeknoop
bevatten lymfocyten
= specifieke witte bloedcel

zorgt dat ziekteverwekkers 
worden opgeruimd in 
de lymfe

Slide 23 - Tekstslide

Onderdelen van het lymfesysteem 
Nog niet besproken: de lymfeknopen. Je kunt er twee voelen (als deze iets opgezet zijn) onder je kaak. Sommigen van jullie zijn geopereerd aan deze: de keelamandelen. Deze zijn dan blijvend ontstoken en geven klachten. 

Slide 24 - Tekstslide

Onderdelen van het lymfesysteem 3
Die lymfeknopen zitten op meerdere plaatsen in je lichaam, zoals je in je boek en op een eerdere slide kan zien. Lymfeknopen bevatten lymfocyten (een type witte bloedcellen) die de lymfe zuivert van ziekteverwekkers.
(Afferent is aanvoerend, efferent afvoerend in de afbeelding -->)

Slide 25 - Tekstslide

Onderdelen van het lymfesysteem 
Nog niet besproken: de lymfeknopen. Je kunt er twee voelen (als deze iets opgezet zijn) onder je kaak. Sommigen van jullie zijn geopereerd aan deze: de keelamandelen. Deze zijn dan blijvend ontstoken en geven klachten. 

Slide 26 - Tekstslide

Onderdelen van het lymfesysteem 3
Die lymfeknopen zitten op meerdere plaatsen in je lichaam, zoals je in je boek en op een eerdere slide kan zien. Lymfeknopen bevatten lymfocyten (een type witte bloedcellen) die de lymfe zuivert van ziekteverwekkers.
(Afferent is aanvoerend, efferent afvoerend in de afbeelding -->)

Slide 27 - Tekstslide

oedeem
ophoping van weefselvloeistof
ontstaat door:
  • infectie
  • wond
  • verstopping van lymfesysteem
 - parasieten
  • hoge bloeddruk

Slide 28 - Tekstslide

werking van de lymfevaten
bevatten kleppen
stroming ontstaat o.a. door
beweging van de omliggende spieren 

Slide 29 - Tekstslide

Hoe komt lymfe weer in de bloedbaan terecht?
A
Via de bovenste holle ader
B
Via de lymfeknopen
C
Via de rechterlymfestam en borstbuis
D
Via weefselvloeistof

Slide 30 - Quizvraag

Welke uitspraak(en) is (zijn) waar?
1. Lymfe wordt geproduceerd in de lymfeknopen.
2. Het lymfevatenstelsel geeft lymfe af aan het bloed.
A
Uitspraak 1
B
Uitspraak 2
C
Uitspraak 1 en 2
D
Geen van beide uitspraken

Slide 31 - Quizvraag

Wat is weefselvloeistof eigenlijk?
A
Hetzelfde als bloedplasma
B
Bloedplasma, maar dan zonder rode bloedcellen en grote eiwitten
C
Een soort vocht wat de cellen uitscheiden
D
Water

Slide 32 - Quizvraag

Wat bevindt zich op plaats P?
A
bloed
B
lymfe
C
weefselvloeistof

Slide 33 - Quizvraag

In welke richting stroomt de lymfe in het lymfe vat van de afbeelding?

A
De lymfe stroomt in de richting van pijl P
B
De lymfe stroomt in de richting van pijl Q
C
De stroomrichting van de lymfe is niet uit de tekening af te leiden

Slide 34 - Quizvraag

Wat kan er NIET in lymfe zitten?
A
Antistoffen
B
Voedingsstoffen
C
Rode bloedcellen
D
Witte bloedcellen

Slide 35 - Quizvraag

Welke stoffen kunnen door de wand van de haarvaten in de weefselvloeistof terecht komen?
A
eiwitten koolhydraten en vetten
B
aminozuren, glucose en eiwitten
C
aminozuren, afvalstoffen en glucose
D
aminozuren, glucose, water en zuurstof

Slide 36 - Quizvraag

Wat bevind zich niet in weefselvloeistof ?
A
witte bloedcellen
B
afvalstoffen
C
rode bloedcellen
D
zuurstof

Slide 37 - Quizvraag

huiswerk
opdracht 54 t/m 57
verdieping -> 58 + 59


Slide 38 - Tekstslide