4M 9.5 Bestuiving, bevruchting en verspreiding

1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Startopdracht  Neem het schema over in je schrift en vul in. 

timer
5:00
Examenvraag 2024

Slide 2 - Tekstslide

Startopdracht  Antwoorden 

Slide 3 - Tekstslide

Planten
9.1 Bladeren
9.2 Stengels en wortels
9.3 Glucose als grondstof
9.4 Voortplanting
9.5 Bestuiving, bevruchting en verspreiding
9.6 Ontkieming, groei en ontwikkeling

Slide 4 - Tekstslide

Leerdoelen 9.5
  • Je kunt omschrijven wat bestuiving is en je kunt kenmerken van insectenbloemen en windbloemen noemen. 
  • Je kunt beschrijven hoe bevruchting bij zaadplanten verloopt en welke veranderingen er na bevruchting in het vruchtbeginsel plaatsvinden. 
  • Je kunt uit afbeeldingen van delen van planten afleiden hoe zaden worden verspreid. 

Slide 5 - Tekstslide

Bestuiven en bevruchten
Bestuiven = stuifmeel komt (door insect of wind) op de stempel 
De stuifmeelkorrel vormt een buis door de stijl naar beneden, richting de vruchtbeginsels (met daarin de eicellen).
Bevruchten = kern van stuifmeelkorrel en eicel smelten samen --> bevruchte eicel

Slide 6 - Tekstslide

Insectenbloemen: bestuiving door insecten
Insect verzamelt nectar.

Stuifmeel plakt aan insect, en plakt aan de stempel bij dezelfde/ andere bloem.

Slide 7 - Tekstslide

Windbloemen
De wind neemt het stuifmeel mee.
Komt op de stempels van andere bloemen.

Slide 8 - Tekstslide

Kenmerken insectenbloem en windbloem

Slide 9 - Tekstslide

Hoe ontstaan zaden en vruchten?
Na de bevruchting begint alles te groeien:
1. het vruchtbeginsel van de stamper groeit uit tot een vrucht

2. binnenin het vruchtbeginsel groeien alle zaadbeginsels waarbij de eicel is bevrucht uit tot een zaadje

Slide 10 - Tekstslide

Vruchten
De kroonbladeren verschrompelen en vallen af.
De kelkbladeren blijven soms nog zitten (onderkant appel).

Het vruchtbeginsel groeit uit tot een vrucht (soms met veel vruchtvlees) met binnenin de zaadjes.

Slide 11 - Tekstslide

Uit vruchtbeginsels ontstaan vruchten

Na de bevruchting:
1. Bloemen verschrompelen
2. Zaadbeginsels wordt zaad
3. Vruchtbeginsel wordt vrucht

Slide 12 - Tekstslide

Zaden
- Kiem (mini blaadje en mini worteltje)
- Zaadlobben met reservevoedsel

Stop je een zaadje in de grond, dan wordt de kiem een nieuw plantje (gebruikt eerst het reservevoedsel uit de zaadlobben)

Slide 13 - Tekstslide

In de bloem:
Zaadbeginsels worden zaden
Na de bevruchting gaan de zaadbeginsels en het vruchtbeginsel groeien. De zaadbeginsels ontwikkelen zich tot zaden met in elk zaad een bevruchte eicel. 

Als een eicel in een zaadbeginsel niet bevrucht is, verschrompelt dat zaadbeginsel.

De zaden van peulvruchten noem je bonen.

1. Verschrompeld zaadbeginsel: Dit zaadbeginsel is niet bevrucht.
2. Een minder goed ontwikkelt zaad (het kleinere boontje)

1
Restant bloemkelk met bloemsteel

2
Restant van de stijl

3

Slide 14 - Tekstslide

Verspreiding van de zaden (in de vruchten)
De zaadjes (in de vruchten) moeten verspreid worden zodat ze op een geschikte plek kunnen ontkiemen.
1. verspreiding door dieren
- vruchten eten en zaadjes poepen
- vruchten met weerhaakjes die in vacht kleven
2. verspreiding door plant zelf
3. verspreiding door de wind

Slide 15 - Tekstslide

Vruchten
De kroonbladeren verschrompelen en vallen af.
De kelkbladeren blijven soms nog zitten (onderkant appel).

Het vruchtbeginsel groeit uit tot een vrucht (soms met veel vruchtvlees) met binnenin de zaadjes.

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

Windbloem of insectenbloem?
A
Windbloem
B
Insectenbloem

Slide 18 - Quizvraag

Is dit een windbloem?
A
ja
B
nee

Slide 19 - Quizvraag

Windbloem of insectenbloem?
A
Windbloem
B
Insectenbloem

Slide 20 - Quizvraag

Windbloem of insectenbloem?
A
Windbloem
B
Insectenbloem

Slide 21 - Quizvraag

Op de afbeelding zie je een windbloem.
Hebben windbloemen nectar?
A
Ja
B
Nee

Slide 22 - Quizvraag

Kijk naar de afbeelding hiernaast. Is hier spraken van bestuiving of bevruchting?

Slide 23 - Open vraag

Heeft er in de afbeelding wel of geen
bestuiving plaatsgevonden? Leg uit waarom

Slide 24 - Open vraag

In welk deel van de bloem ontstaan de stuifmeelkorrels?
A
In de helmknop
B
In de stempel
C
In het vruchtbeginsel
D
In het zaadbeginsel

Slide 25 - Quizvraag

Examenvraag: De bloemen van een koffieplant hebben opvallende, witgekleurde kroonbladeren. Diep in de bloem zitten nectarklieren. Elke bloem bevat mannelijke en vrouwelijke voortplantingsorganen. Na de bevruchting ontstaan er vruchten met elk twee zaden die na acht maanden rijp zijn. In die acht maanden verkleuren de vruchten van groen naar rood.
In de bovenstaande tekst staan een aantal kenmerken van de koffieplant. Twee van deze kenmerken wijzen erop dat de koffieplant wordt bestoven door insecten.
--> Schrijf deze twee kenmerken op.

Slide 26 - Open vraag

Examenvraag. Het stuifmeel van een insectenbestuiver is verschillend van het stuifmeel van een windbestuiver.
--> Benoem een eigenschap van het stuifmeel van een windbestuiver.

Slide 27 - Open vraag

Huiswerk

Lezen: 9.5  
Maken: opdracht 1 t/m 3 en 6, 7 + lijst met dikgedrukte woorden

Slide 28 - Tekstslide

Huiswerk

Lezen: 9.6   
Maken: opdracht 1, 2, 4 en 6 + lijst met dikgedrukte woorden

Slide 29 - Tekstslide

De laatste 5 minuten van de les 
Dit is wat ik van jullie verwacht:
  • Iedereen is stil en kijkt mijn kant op.
  • Iedereen zit recht op zijn stoel en focust zich. 
  • Je pakt je spullen nog NIET in. 
  • Als ik een vraag stel, denkt iedereen mee over het antwoord. 
  • Als ik een opdracht geef, dan maak je deze in stilte. (Zs)

Slide 30 - Tekstslide

Leerdoelen 9.5
  • Je kunt omschrijven wat bestuiving is en je kunt kenmerken van insectenbloemen en windbloemen noemen. 
  • Je kunt beschrijven hoe bevruchting bij zaadplanten verloopt en welke veranderingen er na bevruchting in het vruchtbeginsel plaatsvinden. 
  • Je kunt uit afbeeldingen van delen van planten afleiden hoe zaden worden verspreid. 

Slide 31 - Tekstslide

Startopdracht
Hoeveel bloemen 
zie je op deze foto?




Slide 32 - Tekstslide