9.5 bestuiving, bevruchting en verspreiding

programma week 37.1
  1. Terugblik 
  2. Uitleg 9.5
  3. Zelfstandig werken
  4. Afsluiting
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

programma week 37.1
  1. Terugblik 
  2. Uitleg 9.5
  3. Zelfstandig werken
  4. Afsluiting

Slide 1 - Tekstslide

Terugblik - hoe gaat het tot nog toe?

Slide 2 - Tekstslide

9.5 Bestuiving, bevruchting en verspreiding van zaden

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen
9.5.1 Je kunt omschrijven wat bestuiving is en je kunt kenmerken van insectenbloemen en windbloemen noemen.
9.5.2 Je kunt beschrijven hoe bevruchting bij zaadplanten verloopt en welke veranderingen er na bevruchting in het vruchtbeginsel plaatsvinden.
9.5.3 Je kunt uit afbeeldingen van (delen van) planten afleiden hoe de zaden worden verspreid.

Bij geslachtelijke voortplanting van zaadplanten volgen gebeurtenissen elkaar in een vaste volgorde op. Na de bestuiving vindt bevruchting plaats. Daarna groeit het vruchtbeginsel uit tot een vrucht met zaden. Tot slot worden de zaden verspreid.


Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Bestuiving
Bestuiving
Wanneer stuifmeel op de stempel van een stamper terechtkomt,
heet dit bestuiving.

Bestuiving door insecten->insectenbloem
Bestuiving door de wind-> windbloem

Slide 6 - Tekstslide

 Bevruchting
Voor bevruchting is eerst bestuiving nodig. Er is een stuifmeelkorrel van dezelfde plantensoort op de stempel. 

Uit elke stuifmeelkorrel groeit een stuifmeelbuis (pollenbuis) met kern door de stijl naar het vruchtbeginsel. 
Hier zie je één stuifmeelbuis.

In het vruchtbeginsel kan de bevruchting plaatsvinden.

Bestuiving: Stuifmeelkorrel komt op de stempel (een deel van de stamper). Het is een stuifmeelkorrel van eenzelfde plantensoort.
1
Kern bevindt zich in de top van de stuifmeelbuis
2
Stuifmeelbuis met kern op weg naar één zaadbeginsel
Zaadbeginsels liggen in het vruchtbeginsel
3
In elk zaadbeginsel bevindt zich een eicel.
De stuifmeelbuis met kern is bijna aangekomen bij één zaadbeginsel.  
Na bestuiving kunnen er meerdere stuifmeelbuizen richting het vruchtbeginsel groeien.
4
Leren

Slide 7 - Tekstslide

Bevruchting
De buis gaat door de stijl naar een zaadbeginsel. Als de buis daar aankomt knapt de top open zodat de kern van de stuifmeelkorrel de eicel kan binnendringen. 

Bevruchting:
De kern van de mannelijke geslachtscel smelt samen met de kern van de vrouwelijke geslachtscel. Er is een eicel die bevrucht is.
De bevruchte eicel noem je een zygote.
Opening in de zaadhuid met vlakbij de eicel (vrouwelijke geslachtscel) met daarin een kern. De top van de stuifmeelbuis knapt open. De kern van de stuifmeelkorrel dringt de eicel binnen en smelt samen met de eicel. Dat is bevruchting. Er is nu een bevruchte eicel ontstaan. Deze noem je een zygote.
1
Pollenbuis met de kern van de stuifmeelkorrel (mannelijke geslachtscel) groeit door de stijl naar een zaadbeginsel met daarin een eicel (vrouwelijke geslachtscel).
1

Slide 8 - Tekstslide

Insektenbloem - bestuiving door insecten
Zie je duidelijk een bloem? Dan is het een insektenbloem.
Je herkent het aan:
Kleur => Heeft kroonbladeren, die een kleur hebben om insekten te lokken.
Geur => Ze hebben een geur om insekten te lokken.
Nectar => De bloem maakt nectar om insekten te lokken.
Stuifmeelkorrels => Kleine, kleverige stuifmeelkorrels
                                    => Niet zo heel veel.
Meeldraden  => zijn klein en hangen niet uit de bloem
Stamper         => klein en hangt niet uit de bloem

Slide 9 - Tekstslide

Windbloem
  • Kleine, groene kroonbladeren
  • licht, glad stuifmeel
  • veel stuifmeel in verhouding tot insectenbloem
  • stamper en meeldraad buiten de bloem
  • grote stamper  
  • geen geur

Slide 10 - Tekstslide

Windbloemen
Bestuiving door de wind.
De wind blaast het stuifmeel weg.

Het stuifmeel is licht en glad.

Bij toeval komt een stuifmeelkorrel op een bloem van dezelfde soort. Windbloemen maken heel veel stuifmeelkorrels. Hun stempels zijn groot en vertakt en steken buiten de bloem uit. 

Daardoor is er meer kans op bestuiving.


De stempel is groot en vertakt: Veervormig

Slide 11 - Tekstslide

Verschil insectenbloem en windbloem.

Slide 12 - Tekstslide

Herhaling
Wanneer stuifmeel op de stempel van een stamper terechtkomt, heet dit bestuiving.
Wanneer de stuifmeelkorrel samensmelt met de eicel heet dit bevruchting.

Bestuiving door insecten->insectenbloem
Bestuiving door de wind-> windbloem

Slide 13 - Tekstslide

De bloem is nog niet bevrucht.
De bloem is bevrucht. Het vruchtbeginsel en het zaadbeginsel zijn aan het groeien.
Bloemsteel
1
Restje van de kelkbladeren
2
Kroonbladeren
3
Vruchtbeginsel
4
Zaadbeginsel
5
Meeldraden
6

Slide 14 - Tekstslide

wat
Lezen en maken bs 9.5
Hoe
lees eerst de tekst van basisstof  9.5 
Hulp
1) boek    2) medeleerling 3) docent
Tijd
 xx minuten
Klaar?
Oefen met de flitskaarten




timer
20:00

Slide 15 - Tekstslide

Afsluiting

Slide 16 - Tekstslide

Insectenbloem
Windbloem
geen kroonbladeren
nectarkliertjes
meeldraden in de bloem
maken veel stuifmeel
geur
felgekleurde kroonbladeren
stuifmeel kleverig

Slide 17 - Sleepvraag

Een tulp is een windbloem.

A
Waar
B
Nietwaar

Slide 18 - Quizvraag

De bloem maakt weinig stuifmeel
A
Windbloem
B
Insectenbloem

Slide 19 - Quizvraag

De meeldraden zijn groot en veervormig

A
Windbloem
B
Insectenbloem

Slide 20 - Quizvraag

Wat zie je hier?
Een...
A
Windbloem
B
Insectenbloem
C
Een lelijke bloem
D
Dit is geen bloem

Slide 21 - Quizvraag

wat heeft een windbloem niet?
A
kelkbladeren
B
grote stamper
C
stuifmeel korrel die ruw is
D
veel stuifmeel

Slide 22 - Quizvraag

Een insectenbloem heeft heel veel stuifmeel, zo'n bloem heeft meer stuifmeel dan een windbloem.
A
Waar
B
Nietwaar

Slide 23 - Quizvraag

Wat is een kenmerk van een windbloem?
A
weinig stuifmeel
B
grote stempel en meeldraden buiten de bloem
C
gekleurde kroonbladeren
D
stamper en meeldraden in de bloem

Slide 24 - Quizvraag

De grote bladeren
(nr. 3) zijn
kelkbladeren.
Wat is juist?
A
Dit is een insectenbloem
B
Dit is een windbloem
C
Dit is een schimmelbloem
D
Dit is geen bloem

Slide 25 - Quizvraag

Is de paardenbloem een insektenbloem of een windbloem?
(Heb je het antwoord fout, klik op het oogje)
Je ziet op het plaatje een uitgebloeide paardenbloem.
Hierbij worden de zaden door de wind verspreid.
Maar bij een windbloem worden de STUIFMEELKORRELS door de wind verspreid.
Kijk je naar de bloem, dan zie je dat deze een gele kleur heeft.... Kleur is een eigenschap van een insektenbloem, dus is de paardenbloem een insektenbloem
A
Het is een windbloem
B
het is een insektenbloem

Slide 26 - Quizvraag

Benoemen
dit is het ....
vruchtbeginsel
1
dit is de ....
stijl
2
dit is de ....
stempel
3
dit zijn de ....
Kroonbladeren
4
dit is de ....
bloemsteel met daarboven de bloembodem
5
Na de bestuiving gaat door nr. 2
de pollenbuis met de kern van de stuifmeelkorrel
In nr. 1 ....
zitten de zaadbeginsels met daarin de eicellen
Het zaad ontwikkelt zich
Nadat de eicel en de kern van de stuifmeelkorrel zijn samengesmolten.
in het zaadbeginsel

Slide 27 - Tekstslide

Zaad en vrucht
Wat is het zaad?
Wat is de vrucht?

Zaad
1
Vrucht
2
Leren

Slide 28 - Tekstslide

Bestuiving en Bevruchting

Je kunt uitleggen wat de volgende begrippen met elkaar te maken hebben:

meeldraad, helmdraad, helmknop, helmhok, stuifmeelkorrels, bestuiving, pollenbuis, mannelijke geslachtscellen, kern, stamper, stempel, stijl, vruchtbeginsel, zaadbeginsel, eicel, zaadhuid, zaad, kern, bevruchting, zygote, delen van cellen.

Slide 29 - Tekstslide

Opdracht
Lezen en maken bs 1.6

Slide 30 - Tekstslide