sondevoeding toedienen en sondevoedingspomp bedienen

sondevoeding toedienen
via sondevoedingspomp
via spuit
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 28 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

sondevoeding toedienen
via sondevoedingspomp
via spuit

Slide 1 - Tekstslide

complicaties toedienen voeding met spuit:
de cliënt braakt:
  • Controleer of de voeding de juiste samenstelling heeft en of de temperatuur goed is.
  • Controleer of de voeding niet te snel inloopt.

de sonde is verschoven:
  • Controleer met een pH-indicatorof de sonde nog in de maag ligt.
  • Als de sonde niet meer in maag ligt: verwijder de sonde en breng in overleg met de arts een nieuwe sonde in.

de sonde raakt verstopt:
  • Laat de cliënt een andere houding aannemen.
  • Spoel de sonde door met lauw water in een 10-20 ml spuit.
  • Controleer of de sonde de juiste dikte heeft.
  • Breng zo nodig een nieuwe sonde in.

Slide 2 - Tekstslide

Sondevoeding is vloeibare voeding die via een slangetje direct in de maag of in de darm wordt toegediend.  
Sondevoeding kan het gewone eten gedeeltelijk of volledig vervangen.
Sondevoeding wordt ook wel enterale voeding genoemd
Een zorgvrager krijgt sondevoeding als hij om een bepaalde reden ​geen vocht of voedsel op de normale manier tot zich kan of mag nemen.​
De hoeveelheid voeding, het soort voeding en de manier van toedienen gebeurd op voorschrift van de arts.​

De sondevoeding kan in opdracht van de arts samengesteld worden door een diëtist, maar er bestaat ook standaardvoeding die verkrijgbaar is via de apotheek.​ 
Sondevoeding bevat vocht, energie en alle voedingsstoffen die je dagelijks nodig hebt, zoals eiwitten, vetten, koolhydraten, vitamines, mineralen.


Sondevoeding

Slide 3 - Tekstslide

Je geeft voeding via een sonde aan cliënten die niet kunnen of niet mogen eten.
 

  • Cliënten met slik- en/of kauwproblemen. Bijvoorbeeld bij neurologische aandoeningen, bewusteloosheid of door een operatie aan mond of keel.
  • Cliënten met slokdarmaandoeningen zoals een te nauwe slokdarm of een ontsteking van de slokdarm.
  • Cliënten met aandoeningen aan de maag of darmen waarbij de voeding niet goed wordt opgenomen of verteerd.
  • Cliënten met een verminderde eetlust door bijvoorbeeld kanker of chemotherapie.
  • Cliënten met een slechte lichamelijke conditie en die een risico hebben op wonden of decubitus of een grote operatie moeten ondergaan.
  • Ook kinderen die langdurig voedsel weigeren krijgen soms sondevoeding.

Indicaties voor sondevoeding

Slide 4 - Tekstslide

Contra-indicaties voor sondevoeding
In een aantal situaties mag je geen sondevoeding toedienen:​

  • bij retentie van sondevoeding in het maag-darmstelsel;​
  • bij zorgvragers die hierover niet zelf kunnen beslissen en bij wie het nut van voeding geven ethisch in twijfel getrokken kan worden;​
  • bij orgaan falen;​
  • bij mechanische obstructie, fistels of perforaties in het maag-darmkanaal;​
  • bij ernstige ontsteking van de oesophagus (slokdarm).​




Slide 5 - Tekstslide

met een spuit (portietoediening) of via een voedingspomp (continue toediening). 


1. Portietoediening:

Bij de portietoediening krijgt de cliënt meerdere keren per dag sondevoeding in de maag met een spuit. Meestal wordt er gestart met 6 keer per dag op vaste tijden sondevoeding verspreid over de dag. 
Als de cliënt de sondevoeding goed verdraagt, kunnen we soms het aantal keren per dag verminderen. Hierbij wordt de hoeveelheid sondevoeding per portie vergroot. 
Dit gebeurt altijd in overleg met de diëtist.




Sondevoeding toedienen kan op 2 manieren:

Slide 6 - Tekstslide

Sondevoeding toedienen kan in porties (portietoediening) of via een voedingspomp (continue toediening). Welke manier voor u het beste is, hangt vooral af van de plaats waar de voeding uiteindelijk terecht komt.

1. Portietoediening
Bij de portietoediening krijgt u meerdere keren per dag sondevoeding in uw maag met een spuit. Meestal start u met 6 keer per dag op vaste tijden sondevoeding verspreid over de dag. Als u de sondevoeding goed verdraagt, kunnen we soms het aantal keren per dag verminderen. Hierbij wordt de hoeveelheid sondevoeding per portie vergroot. Dit gebeurt altijd in overleg met de diëtist.
2. Continue toediening
Bij continue toediening krijgt u de sondevoeding druppelsgewijs met een mobiele voedingspomp. Als u sondevoeding als bijvoeding krijgt, kan deze ook alleen ‘s nachts toegediend worden.
Richtlijnen voor portietoediening 

2. Continue toediening:
 
Bij continue toediening krijgt de cliënt de sondevoeding druppelsgewijs met een mobiele voedingspomp. 
Als de cliënt sondevoeding als bijvoeding krijgt, kan deze ook alleen ‘s nachts toegediend worden.

Slide 7 - Tekstslide

controleer de sondevoeding:
Voordat je de sondevoeding toedient, controleer je:​


  • de soort voeding​
  • de hoeveelheid voeding​
  • het tijdstip​
  • de vervaldatum​
  • hoe de vloeistof eruitziet (er mogen geen klontjes of velletjes in zitten)​
  • temperatuur​
  • eventuele toevoegingen​







Slide 8 - Tekstslide

  • Geef de sondevoeding nadat een cliënt is verzorgd, om braken en aspiratie te voorkomen.
  • Controleer de ligging van de sonde die (op)nieuw geplaatst is, met het opzuigen van maagsap en een pH-indicator. Daarna is bij elke handeling observeren of de sonde verschoven is voldoende.
  • Spoel de sonde 4-6 maal daags door met 20-30 ml lauw kraanwater om verstopping te voorkomen. Spoel daarnaast voor en na toediening van medicijnen en/of voeding de sonde door. Overleg bij vochtbeperking met de arts.
  • Bewaar de voeding na opening maximaal 24 uur afgesloten en gekoeld in de originele verpakking. Geef datum en tijdstip van opening op de verpakking aan.
  • Een glazen fles (500 ml) met sondevoeding mag maximaal 8 uur aanhangen
  • Voeding wordt in deze werkinstructie langzaam ingespoten door druk uit te oefenen met de stamper van de spuit óf door middel van zwaartekracht.
  • Verzorg de mond goed.
aandachtspunten:

Slide 9 - Tekstslide

wat heb je nodig:
  • voorgeschreven sondevoeding op kamertemperatuur
  • 50 ml spuit
  • 20 ml spuit voor doorspoelen
  • eventueel trechter
  • glas water op kamertemperatuur
  • maatbeker
  • zo nodig flesopener
  • onderlegger of servet
  • gaasjes voor mondverzorging
  • kocher
  • afsluitdopje
  • afvalbak
toedienen van sondevoeding met spuit:

Slide 10 - Tekstslide

aandachtspunten bij het toedienen van sondevoeding:
  • Vermijd aspiratie door zorgvuldige controle van de juiste ligging van de sonde.​
  • Stop bij een hoestprikkel onmiddellijk met de toediening en controleer de ligging.​
  • Bij het toedienen van sondevoeding is het belangrijk dat er geen luchttoevoer via de sonde is. Luchttoevoer belemmert de voedselinname en geeft de zorgvrager een opgeblazen gevoel. Het is daarom belangrijk de trechter of de spuit op tijd bij te vullen.​
  • Spoel voor en na de toediening van de voeding de sonde door met een beetje water. Dit doe je om te voorkomen dat de sonde verstopt raakt en er bacterievorming ontstaat. Om ervoor te zorgen dat er geen luchttoevoer is, sluit je de sonde af met een kocher.​
  • Zorg voor een gelijkmatige voedselinloop. De voedselinloop mag niet te snel zijn. De inloopsnelheid bij een trechter kun je verminderen door de trechter lager (maar altijd hoger dan de maagstreek van de zorgvrager) of een beetje schuin te houden.​

 






Slide 11 - Tekstslide

  • Bij toediening met de spuit mag je nooit kracht zetten. Als de zorgvrager aangeeft dat je even moet stoppen met voeding geven, moet je ervoor zorgen dat er geen lucht in de sonde kan lopen. Klem dan af op het gedeelte van de sonde dat gevuld is met voeding (let op dat er geen voeding gemorst wordt).​
  • Verwarm de voeding au bain-marie, dus in een bak warm water, tot kamertemperatuur. De temperatuur mag beslist niet hoger zijn dan 40 °C, want bij een te hoge temperatuur gaan de eiwitten in sondevoeding vlokken vormen. Vóór de toediening kun je de temperatuur controleren door een druppel voeding op de binnenkant van je pols te laten vallen. Is de voeding te heet, dan kan er schade ontstaan aan de slokdarm en aan de maagwand. Als de voeding te koud is, kan de zorgvrager last krijgen van maagkrampen.​
  • Verzorg na toediening van de voeding de mond en de lippen van de zorgvrager.​
aandachtspunten bij het toedienen van sondevoeding (vervolg): 

Slide 12 - Tekstslide

Neuspleister vervangen

Slide 13 - Tekstslide

help de cliënt in de juiste houding:
  • Vraag de cliënt een zittende of halfzittende houding aan te nemen.
  • Verwijder de kleding zodat de sonde goed zichtbaar is.
  • Bescherm de kleding van de cliënt met een onderlegger of servet.
  • Verzorg de mond en neus van de cliënt met een in water gedrenkt gaasje.
  • Droog de neusgaten na reinigen goed.
  • Maak de sonde los van de kleding.
giet de sondevoeding in een maatbeker:
  • Zwenk de sondevoeding en open de verpakking.
  • Giet de voorgeschreven hoeveelheid sondevoeding in de maatbeker.
controleer of de sonde nog in de maag ligt:
  • Ga na of de sonde nog goed gefixeerd is: is de pleister nog goed vastgeplakt of hangt de sonde er losjes bij.
  • Controleer de positie van het markeringspunt op de sonde dat de juiste ingebrachte lengte aangeeft. Ga na of de sonde ten opzichte van de neus niet verschoven is.
  • Inspecteer zo mogelijk de mond en keelholte: ligt de sonde zichtbaar goed in de keel en niet opgekruld.
  • Als de sonde niet goed ligt, verschoven is en bij twijfel over de ligging: dien niets toe via de sonde!
  • Controleer bij twijfel de ligging van de sonde door middel van beoordeling van aspiraat met een pH-indicator. Breng zo nodig in overleg met de arts een nieuwe sonde in. Controleer opnieuw de ligging door middel van een pH-indicator. 

Slide 14 - Tekstslide

klem de sonde af en verwijder het afsluitdopje:
  • Klem de sonde af met de kocher. In plaats van afklemmen kan de sonde ook worden geknikt.
  • Verwijder het afsluitdopje van de sonde.
spoel de sonde door met water:
  • Vul de spuit met de afgesproken hoeveelheid water op kamertemperatuur.
  • Plaats de spuit op de sonde of de verlengslang.
  • Verwijder de kocher en spuit het water door de sonde.
  • Klem de sonde of verlengslang af met een kocher en verwijder de spuit.
dien de sondevoeding toe:
  • Plaats de 50 ml spuit zonder zuiger of trechter op de sonde.
  • Verwijder de kocher of knik.
  • Giet de voorgeschreven hoeveelheid sondevoeding uit de maatbeker langzaam langs de wand van de spuit of trechter in de sonde. Zorg dat er zo min mogelijk lucht in de sonde komt.
  • Pas de toedieningssnelheid aan door de spuit of trechter hoger of lager te houden of spuit met de stamper rustig voeding uit de spuit in.
  • Klem de sonde opnieuw af met een knik of kocher en verwijder de spuit of trechter.

Slide 15 - Tekstslide

rond de handeling af:
  • Sluit de neus-maagsonde af met het afsluitdopje.
  • Bevestig de sonde met een pleister aan de kleding.
  • Controleer of de sonde goed bevestigd is en niet kan verschuiven.
  • Ruim de materialen op.
  • Pas handhygiëne toe.
  • Noteer tijdstip, de handeling, soort, hoeveelheid, toedieningssnelheid en bevindingen.
spoel de sonde door met water:
  • Vul de spuit met de afgesproken hoeveelheid water op kamertemperatuur.
  • Plaats de spuit op de sonde of de verlengslang.
  • Verwijder de kocher en spuit het water door de sonde.
  • Klem de sonde of verlengslang af met een kocher en verwijder de spuit.

Slide 16 - Tekstslide

sondevoeding toedienen met een sondevoedingspomp

Slide 17 - Tekstslide

complicaties toedienen sondevoeding via de pomp:
De pomp loopt niet:
  • Controleer of de pomp aan staat en of de klem open is.
  • Controleer of de voedingsslang juist in de pomp is geplaatst.

dislocatie van de sonde door te weing water in fixatieballon: (PEG-Sonde)
  • Zuig water uit de ballon, vergelijk dit met de oorspronkelijk ingespoten hoeveelheid en vul de ballon bij.

De sonde is uit de fistel gevallen: (PEG-Sonde)
  • Breng direct een nieuwe sonde in, in overleg met de arts.
  • dit mag alleen door arts of bevoegd verpleegkundige

De sonde is niet doorgankelijk:
  • Spuit de sonde door met lauw water in een 10-20 ml spuit. 
  • Wanneer de obstructie niet op te heffen is, dient nieuwe sonde te worden geplaatst in overleg met de arts.

Slide 18 - Tekstslide

  • Geef de sondevoeding nadat een cliënt is verzorgd, om overgeven en aspiratie te voorkomen.
  • Spoel de sonde voor en na elke voeding door met 20-30 ml lauw kraanwater om dichtslibben te voorkomen.
  • Bewaar na opening de voeding maximaal 24 uur afgesloten en gekoeld in originele verpakking. Geef op de verpakking tijdstip en datum van opening aan.
  • Controleer de voedingspomp (geldigheids- en veiligheidskeurmerk) en snoer, gebruik een randgeaard stopcontact.
  • De voedingspomp werkt alleen met een correct geplaatste bijbehorende voedingsslang (pompset).
  • Het gereedmaken en instellen van de pomp gebeurt volgens de gebruiksinstructie van de pomp.
  • Maak de voedingspomp dagelijks huishoudelijk schoon. Doe dit direct bij morsen.
  • Hang de voeding ruim boven de pomp. Dit bevordert nauwkeurige dosering.
  • Gebruik altijd een verlengslang/connector voor het toedienen van voeding via een button.
aandachtspunten voor het toedienen van voeding via de pomp:

Slide 19 - Tekstslide

  • voorgeschreven hoeveelheid sondevoeding op kamertemperatuur
  • voedingspomp en gebruiksinstructie
  • passende voedingsslang
  • zo nodig verlengslang
  • eventueel kocher
  • infuusstandaard, draagtas of frame
  • bij gebruik fles:
  • flessenhouder en rubber dop
  • flesopener
  • opvangbakje
  • 20 ml spuit voor doorspoelen
  • glas lauwwarm water uit stromende kraan
  • nieuw afsluitdopje
  • gaasje
  • onderlegger of servet
  • afvalbak
wat heb je nodig:

Slide 20 - Tekstslide

controleer of de sonde nog in de maag zit:
  • Ga na of de sonde nog goed gefixeerd is: is de pleister nog goed vastgeplakt of hangt de sonde er losjes bij.
  • Controleer de positie van het markeringspunt op de sonde dat de juiste ingebrachte lengte aangeeft. Ga na of de sonde ten opzichte van de neus niet verschoven is.
  • Inspecteer zo mogelijk de mond en keelholte: ligt de sonde zichtbaar goed in de keel en niet opgekruld.
  • Als de sonde niet goed ligt, verschoven is en bij twijfel over de ligging: dien niets toe via de sonde!
  • Controleer bij twijfel de ligging van de sonde door middel van beoordeling van aspiraat met een pH-indicator. Breng zo nodig in overleg met de arts een nieuwe sonde in. Controleer opnieuw de ligging door middel van een pH-indicator.

controleer bij de PEG-Sonde of de sonde niet is verschoven:
  • Ga na of de sonde niet is verschoven door controle van de aangebrachte markering op de sonde.
sluit zonodig een verbindingsstukje of verlengslang aan:
  • Klem de sonde af met een kocher of knik de sonde.
  • Verwijder het afsluitdopje van de sonde.
  • Plaats zo nodig een verbindingsstukje of verlengslang in de sonde.

Slide 21 - Tekstslide

plaats de voedingsslang in de pomp en vul de slang met voeding:
  • Plaats de voedingsslang in de voedingspomp volgens de gebruiksinstructie.
  • Controleer of de rolklem openstaat en verwijder het afsluitdopje van de voedingsslang.
  • Stel de pomp in volgens de gebruiksinstructie.
  • Start de pomp volgens de gebruiksinstructie.
  • Laat de pomp lopen tot er druppels uit de voedingsslang lopen.
  • Let op dat de druppelkamer aan de binnen- en buitenkant schoon blijft, voor een goede werking van de pomp.
  • Sluit de rolklem en plaats het afsluitdopje terug op de voedingsslang met voeding.
sluit de voedingsslang aan op de sondevoeding:
  • Zwenk het pack met sondevoeding.
  • Open de verpakking van de voedingsslang en sluit de rolklem.
  • Verwijder het beschermdopje van het pack.
  • Druk de spike van de voedingsslang door de afsluitfolie van het staande pack.
  • Draai de schroefdop van de spike op het pack.
help de cliënt in de juiste houding:
  • Vraag de cliënt een zittende of halfzittende houding aan te nemen.
  • Laat de cliënt de kleding verwijderen zodat de sonde goed zichtbaar is.
  • Bescherm de kleding van de cliënt met een onderlegger of servet.

Slide 22 - Tekstslide


start de toediening van de sondevoeding:
  • Sluit de voedingsslang aan op de sonde of op de verlengslang.
  • Open de rolklem en/of verwijder de kocher.
  • Start de toediening van de voeding volgens de gebruiksinstructie van de pomp.
  • Controleer de toediening en de toedieningssnelheid.

spoel de sonde door met water:
  • Vul de spuit met de afgesproken hoeveelheid water op kamertemperatuur.
  • Klem de sonde of verlengslang af met de kocher.
  • In plaats van afklemmen met de kocher kan de sonde ook worden geknikt.
  • Plaats de spuit op de sonde of de verlengslang.
  • Verwijder de kocher en spuit het water door de sonde.
  • Klem de sonde of verlengslang af met een kocher en verwijder de spuit.
stop de toediening van sondevoeding:
  • Stop de toediening met de pomp nadat de voeding is ingelopen, volgens de gebruiksinstructie van de pomp.
  • Klem de sonde of verlengslang af met de kocher.
  • Sluit de klem van de voedingsslang en ontkoppel de voedingsslang van de sonde of van de verlengslang.

Slide 23 - Tekstslide

sluit de sonde af:
  • Verwijder zo nodig het verbindingsstukje of de verlengslang van de sonde.
  • Sluit de sonde af met een nieuw afsluitdopje.
  • Verwijder de kocher van de sonde.



spoel de sonde door met water:
  • Vul de spuit met de afgesproken hoeveelheid water op kamertemperatuur.
  • Klem de sonde of verlengslang af met de kocher.
  • In plaats van afklemmen met de kocher kan de sonde ook worden geknikt.
  • Plaats de spuit op de sonde of de verlengslang.
  • Verwijder de kocher en spuit het water door de sonde.
  • Klem de sonde of verlengslang af met een kocher en verwijder de spuit.
rond de handeling af:
  • Verwijder de voedingsslang uit de pomp en zet de pomp uit volgens de gebruiksinstructie.
  • Reinig materialen die binnen 8 uur worden hergebruikt.
  • Ruim de materialen op.
  • Pas handhygiëne toe.
  • Noteer de handeling, tijdstip, soort voeding, hoeveelheid, toedieningssnelheid en bevindingen.

Slide 24 - Tekstslide

demonstratie
sondevoeding toedienen

Slide 25 - Tekstslide

https://www.nutriciaflocare.com/infinity_simulator.php 

Slide 26 - Tekstslide

Artikel maagsonde
https://studentalbeda.sharepoint.com/:b:/r/sites/STU-Onderwijs-vig-vp/Bronbestanden%20docent/08-VP-Vaardigheden/Maagsonde-inbrengen/Artikel-Maagsonde-Nursing2017.pdf?csf=1&web=1&e=R8RAtb

Slide 27 - Tekstslide

Vragen sondevoeding
Vragen bij het artikel 7 vragen over herziene richtijnen neusmaagsonde

1. Waarom moest de richtlijn uit 2011 worden herzien.
2. Sommige verpleegkundige gebruiken nog steeds de auscultatiemethode. Mag dit ook? Licht je antwoord toe waarom wel of waarom niet.
3. Waarom houden sommige verpleegkundigen nog steeds vast aan oude controle methodes?
4. Wanneer de PH- waarde steeds een waarde van 7 geeft. Ligt de sonde dan 100% zeker niet goed? Licht je antwoord toe.
5. Wat doe je wanneer de PH-waarde steeds te hoog is?
6. Waarom is het handig om te weten dat de uitgang van de maag bij volwassenen ongeveer op 70cm ligt?
7. Wat is volgens onze Vlaamse-collega’s het risico van NEX +10cm?
8. Wanneer de PH-waarde 5.5 of lager is, is het dan altijd zeker dat de sonde in de maag ligt?
9. Hoe werkt de limonadetest?
10. Wat is er nodig om een nieuwe methode de elektromagnetische detectie te introduceren?









Slide 28 - Tekstslide