Leesvaardigheid argumenteren les 2 klas H3D

H3D: Leesvaardigheid: argumenteren les 2
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

H3D: Leesvaardigheid: argumenteren les 2

Slide 1 - Tekstslide

inhoud
  1. Openingsvraag
  2. Even oefenen: standpunten & blokjesschema's
  3. Nakijken huiswerk
  4. Maken opdracht 5 (p. 79-81)

Slide 2 - Tekstslide

Hoe scoor jij opdracht 3+4 van je huiswerk op een schaal van 1 voor heel makkelijk en 5 voor heel moeilijk?

Slide 3 - Woordweb

Even oefenen
standpunt & blokjesschema's

Slide 4 - Tekstslide

Vraag 1

Slide 5 - Tekstslide

Wat is het standpunt?
Nederlandse scholieren 'zitten' gemiddeld ruim drie uur per dag op hun mobieltje. Veel scholieren zijn verslaafd aan hun mobieltje. Daarom zouden mobiele telefoons voor jongeren verboden moeten worden.

Slide 6 - Tekstslide

Wat is het standpunt?
A
Nederlandse scholieren zitten gemiddeld ruim drie uur per dag op hun mobieltje.
B
Veel scholieren zijn verslaafd aan hun mobieltje.
C
Daarom zouden mobiele telefoons voor jongeren verboden moeten worden.

Slide 7 - Quizvraag

Klopt dit schema bij de redenering?
Nederlandse scholieren zitten gemiddeld ruim drie uur per dag op hun mobieltje. Veel scholieren zijn verslaafd aan hun mobieltje. Daarom zouden mobiele telefoons voor jongeren verboden moeten worden.

Slide 8 - Tekstslide

Klopt dit schema bij de redenering?
A
ja
B
nee

Slide 9 - Quizvraag

Vraag 2

Slide 10 - Tekstslide

Wat is het standpunt?
Vanwege de slechte werkomstandigheden in de kledingindustrie in de derde wereld moeten we de import van kleding uit die gebieden stopzetten. In de strijd tegen kinderarbeid is dat eveneens een goede maatregel.

Slide 11 - Tekstslide

Wat is het standpunt?
A
Vanwege de slechte werkomstandigheden in de kledingindustrie in de derde wereld moeten we de import van kleding uit die gebieden stopzetten
B
we moeten de import van kleding uit die gebieden stopzetten
C
In de derde wereld zijn slechte werkomstandigheden in de kledingindustrie
D
In de strijd tegen kinderarbeid is dat eveneens een goede maatregel

Slide 12 - Quizvraag

nakijken opdracht 3

Slide 13 - Tekstslide

Vraag 1: Onderwerp? 
antw: de Duitse taal als schoolvak

Slide 14 - Tekstslide

Vraag 3
 a er gaat een wereld voor je open (al. 3): je ontdekt veel nieuwe dingen
b relatief (al. 3): nogal
c associëren (al. 4): verbinden (in gedachten)
d nuance (al. 4): fijn (subtiel) onderscheid
e naamvallen (al. 6): woordverbuigingen als ‘der’ en ‘dem’
f onder de knie gekregen (al. 7): geleerd
g etiquette (al. 7): beleefdheidsvormen
h bijster (al. 7): erg; behoorlijk
i enigszins (al. 8): een beetje
j krimi’s (al. 9): Duitse detectiveseries/-films
k segment (al. 9): deel (van het aanbod)

Slide 15 - Tekstslide

Vraag 4
In het boek stonden de argumenten incorrect weergegeven. Ik heb jullie daarover gemaild. 

Slide 16 - Tekstslide

Vraag 4 correcte antw
a De arbeidsmarkt in Duitsland is aantrekkelijk voor Nederlanders.
b Denk aan de Duitse films.
c Denk alleen maar aan de Duitse literatuur.
d Door de vergrijzing liggen er voor Nederlanders absoluut kansen aan de andere kant van de grens.
e Duits is een relatief makkelijke taal voor ons.
f Duitsland is echt een filmland.
g Duitsland is een belangrijk vakantieland.
h Er gaat een wereld voor je open als je Duits spreekt.
i Trips naar Duitse steden zijn zeer populair.
j We doen veel zaken met Duitse bedrijven.
k We gaan allemaal naar de kerstmarkten daar. 

Slide 17 - Tekstslide

i Trips naar Duitse steden zijn zeer populair.// a De arbeidsmarkt in Duitsland is aantrekkelijk voor Nederlanders.// d Door de vergrijzing liggen er voor Nederlanders absoluut kansen aan de andere kant van de grens.

Slide 18 - Tekstslide

h Er gaat een wereld voor je open als je Duits spreekt.// c Denk alleen maar aan de Duitse literatuur.// b Denk aan de Duitse films.// f Duitsland is echt een filmland.// 

Slide 19 - Tekstslide

g Duitsland is een belangrijk vakantieland.// j We doen veel zaken met Duitse bedrijven.// k We gaan allemaal naar de kerstmarkten daar. // e Duits is een relatief makkelijke taal voor ons.

Slide 20 - Tekstslide

Vraag 5 feitelijke argumenten
5 bijvoorbeeld:
e Duits is een relatief makkelijke taal voor ons.
f Duitsland is echt een filmland.
g Duitsland is een belangrijk vakantieland.
i Trips naar Duitse steden zijn zeer populair.
j We doen veel zaken met Duitse bedrijven.
k We gaan allemaal naar de kerstmarkten daar.

Slide 21 - Tekstslide

vervolg
7 Ze is niet bang om fouten met de naamvallen te maken omdat de Duitsers zelf ook wel fouten maken.
8 (1) Ze hechten erg aan etiquette en beleefdheden.
(2) Ze spreken zelf hun talen niet zo goed.
9 Het zijn feitelijke argumenten, want ze zijn controleerbaar.
10 Het tweede argument: ze spreken zelf hun talen niet zo goed. 
11 (1) Ze hebben het lang niet goed geleerd op school.
(2) Op televisie wordt alles nagesynchroniseerd.
12 Ze bedoelt ermee dat veel anderstalige programma’s op de Duitse televisie van een geluidsopname voorzien zijn waardoor het lijkt of de acteurs Duits praten. 

Slide 22 - Tekstslide

Vraag 13

Slide 23 - Tekstslide

opdracht 4

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Maak opdracht 5 p. 79-81

Slide 26 - Tekstslide