Werkwoordspelling les 3: persoonsvorm TT

WERKWOORDSPELLING
                                 
                                Nederlands H3
                                         P1 - 24/25                                             


1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

WERKWOORDSPELLING
                                 
                                Nederlands H3
                                         P1 - 24/25                                             


Slide 1 - Tekstslide

Terugblik vorige les

Slide 2 - Tekstslide

Vandaag
1. het belang van luisteren bij correct spellen
2. persoonsvorm tegenwoordige tijd

Slide 3 - Tekstslide

Het belang van luisteren naar klanken
Luisteren naar de klank

Leesvragen:
1. Wat is het belang van luisteren naar klanken?
2. Wat is (volgens deze tekst) spellingbewustzijn?
3. Wat is metacognitie?

Slide 4 - Tekstslide

Leerdoelen

Aan het einde van deze les ...

... ken je de regels voor de spelling van de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd.
... kun je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd op de juiste manier  vervoegen.  

Slide 5 - Tekstslide

Goed luisteren
Meestal is correct spellen een kwestie van goed luisteren (er zijn echter altijd spellingregels voor uitzonderingen).

De spelling van het Nederlands is namelijk gebaseerd op de standaarduitspraak. Daarom is de uitspraak - de klanken die je hoort - het uitgangspunt van correct spellen. 

Correct spellen begint bij de gesproken taal, 
bij de klanken van de woorden die het brein oproept. 


Slide 6 - Tekstslide

Persoonsvorm TT: Ik vorm & Ik-vorm + t
Bij veel werkwoorden hoor je of je de ik-vorm 
of de ik-vorm + t schrijft.

1. Pak de ik-vorm.

2. Luister wat je achter de ik-vorm hoort. 

Hoor je een -t?          Dan schrijf je een -t.  
Hoor je geen -t         Dan schrijf je geen -t. 
1. ik loop
2. hij loopt



1. ik draai
2. zij draait



1. ik fiets
2. zij fietst



Slide 7 - Tekstslide

Persoonsvorm TT: Ik vorm & Ik-vorm + t
Eindigt de ik-vorm op een -d? 
Dan hoor je niet of je de ik-vorm of de ik-vorm + t schrijft.
   
1. Pak de ik-vorm.
2. Luister wat je achter de ik-vorm hoort. 
3. Gebruik het ezelsbruggetje 'lopen'. 

Hoor je een -t als je 'lopen' invult?              Dan schrijf je een -t 
Hoor je geen -t als je 'lopen' invult?           Dan schrijf je geen -t.
1. ik word
2. jij word..?
3. jij loopt > jij wordt
 


1. ik vind
2. zij vind..?
3. zij loopt > zij vindt
 


1. ik bied
2. je bied..?
3. je loopt > je biedt
 


1. ik bind
2. hij bind..?
3. hij loopt > hij bindt
 


Slide 8 - Tekstslide

Persoonsvorm TT: Werkwoorden uit het Engels
Werkwoorden die oorspronkelijk uit het Engels komen, vervoegen we op dezelfde manier als andere Nederlands werkwoorden. 

2 uitzonderingen:
1. Voeg een -e toe aan de ik-vorm als dat 
nodig is voor de uitspraak.     

2. Laat een medeklinker staan achter de 
ik-vorm als dat nodig is voor de uitspraak. 


racen
ik race
jij racet
paintballen
ik paintball
jij paintballt
scrollen
ik scroll
jij scrollt
deleten
ik delete
jij deletet

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Aan de slag met de pv tt!

Log in en ga naar: Werkwoordspelling les 3
Maak de opdrachten. Het zijn er 29!
Bepaal voor jezelf wanneer jij genoeg geoefend hebt. 


Slide 11 - Tekstslide

PVTT: Kies de juiste vorm.

Ik ben benieuwd hoe lang hij het ... (uithouden).
A
uithoud
B
uithout
C
uithoudt

Slide 12 - Quizvraag

PVTT: Kies de juiste vorm.

Zij ... (beoordelen) de gebeurtenis niet erg objectief.
A
beoordeeld
B
beoordeelt
C
beoordeeldt

Slide 13 - Quizvraag

PVTT: Kies de juiste vorm.

... (worden) je nog opgenomen in de selectie van het eerste elftal?
A
Word
B
Wort
C
Wordt

Slide 14 - Quizvraag

PVTT: Kies de juiste vorm.

... (beantwoorden) hij de post altijd zo laat?
A
Beantwoord
B
Beantwoordt
C
Beantwoort

Slide 15 - Quizvraag

PVTT: Kies de juiste vorm.

Het ... (gebeuren) de laatste tijd steeds meer.
A
gebeurd
B
gebeurt
C
gebeurdt

Slide 16 - Quizvraag

PVTT: Kies de juiste vorm.

... (branden) je handen niet aan die hete pan!
A
brand
B
brant
C
brandt

Slide 17 - Quizvraag

PVTT: Kies de juiste vorm.

... (vinden) je leraar het goed dat je met je iPhone speelt tijdens de les?
A
Vind
B
Vint
C
Vindt

Slide 18 - Quizvraag

PVTT: Kies de juste vorm.

Hij geloof... niet dat dat mogelijk is met dat toestel.
A
geloofd
B
gelooft
C
geloofdt

Slide 19 - Quizvraag

PVTT: Kies de juiste vorm.

Als je hem ondervraag..., moet je hem recht aankijken.
A
ondervraagd
B
ondervraagt
C
ondervraagdt

Slide 20 - Quizvraag

PVTT: Kies de juiste vorm.

Weet je wel wat het beteken.... als je werkwoordspelling echt beheerst!
A
betekend
B
betekent
C
betekende
D
betekente

Slide 21 - Quizvraag

Kies de juiste vorm in de tegenwoordige tijd

De docent (deleten) de opdracht.
A
deletet
B
delet
C
delete

Slide 22 - Quizvraag

Kies de juiste vorm in de tegenwoordige tijd

Het gebeur... regelmatig dat men fouten maakt in werkwoordspelling.
A
gebeurd
B
gebeurt
C
gebeurdt

Slide 23 - Quizvraag

Kies de juiste vorm in de tegenwoordige tijd

Weet je wel wat het beteken.... als je werkwoordspelling echt beheerst!
A
betekend
B
betekent
C
betekendt

Slide 24 - Quizvraag

Tegenwoordige tijd: Vul de juiste vorm van het werkwoord in en noteer het onderwerp dat erbij hoort

Vind jij ook niet dat ik veel verdien, vergeleken met wat hij __________ ? (verdienen)

Slide 25 - Open vraag

Tegenwoordige tijd: Vul de juiste vorm van het werkwoord in en noteer het onderwerp dat erbij hoort

Paul __________ mij of ik hem wil helpen. (polsen)

Slide 26 - Open vraag

Tegenwoordige tijd: Vul de juiste vorm van het werkwoord in en noteer het onderwerp dat erbij hoort

Ik hoorde dat de nieuwe H&M morgen geopend __________. (worden)

Slide 27 - Open vraag

Tegenwoordige tijd: Vul de juiste vorm van het werkwoord in en noteer het onderwerp dat erbij hoort

Mijn vrienden snappen het niet, maar ik __________ die muziek erg vervelend. (vinden)

Slide 28 - Open vraag

Tegenwoordige tijd: Vul de juiste vorm van het werkwoord in en noteer het onderwerp dat erbij hoort

Wat gek dat Jelle zich nog altijd zo over zijn hoge cijfers __________ ! (verbazen)

Slide 29 - Open vraag

Tegenwoordige tijd: Vul de juiste vorm van het werkwoord in en noteer het onderwerp dat erbij hoort

Mijn kleren zullen er wel van gaan stinken, maar de vuurkorf __________ uitstekend! (branden)

Slide 30 - Open vraag

Tegenwoordige tijd: Vul de juiste vorm van het werkwoord in en noteer het onderwerp dat erbij hoort

Moet ik hem helpen of __________ je klasgenoot de uitleg zelf? (onthouden)

Slide 31 - Open vraag

Tegenwoordige tijd: Vul de juiste vorm van het werkwoord in en noteer het onderwerp dat erbij hoort

Hoe vaak ... je dat horloge eigenlijk op? (winden)

Slide 32 - Open vraag

Tegenwoordige tijd: Vul de juiste vorm van het werkwoord in en noteer het onderwerp dat erbij hoort

… nou niet ongeduldig, jouw tijd komt heus wel. (worden)

Slide 33 - Open vraag

Tegenwoordige tijd: Vul de juiste vorm van het werkwoord in en noteer het onderwerp dat erbij hoort

… zijn verklaring je of denk je dat hij liegt? (overtuigen)

Slide 34 - Open vraag

Tegenwoordige tijd: Vul de juiste vorm van het werkwoord in en noteer het onderwerp dat erbij hoort

Volgens mij … die wielrenners wel vijf uur per week aan conditietraining. (besteden)

Slide 35 - Open vraag

Tegenwoordige tijd: Vul de juiste vorm van het werkwoord in en noteer het onderwerp dat erbij hoort

Als je even wacht, … ik een bos dahlia’s voor je af. (snijden)

Slide 36 - Open vraag

Tegenwoordige tijd: Vul de juiste vorm van het werkwoord in en noteer het onderwerp dat erbij hoort

De umpire … de beslissing van de lijnrechter. (overrulen)

Slide 37 - Open vraag

Tegenwoordige tijd: Vul de juiste vorm van het werkwoord in en noteer het onderwerp dat erbij hoort

… je trainer uiterlijk morgen of je meedoet. (melden)

Slide 38 - Open vraag

Tegenwoordige tijd: Vul de juiste vorm van het werkwoord in en noteer het onderwerp dat erbij hoort

Morgen … de organisatiecommissie een persconferentie. (beleggen)

Slide 39 - Open vraag

Tegenwoordige tijd: Vul de juiste vorm van het werkwoord in en noteer het onderwerp dat erbij hoort

Deze vereniging … voorlichtingsmateriaal in het noorden van het land. (verspreiden)

Slide 40 - Open vraag

Tegenwoordige tijd: Vul de juiste vorm van het werkwoord in en noteer het onderwerp dat erbij hoort

Ik denk dat wat jij … juist is. (vermoeden)

Slide 41 - Open vraag

Slide 42 - Tekstslide