T4 Werkwoordspelling

Tekst
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare school

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Tekst

Slide 1 - Tekstslide

Welke werkwoordfouten staan in deze tekst?

Slide 2 - Tekstslide

Hoe (on)belangrijk vind jij werkwoordspelling?

Slide 3 - Woordweb

Vul het ww in de tegenwoordige tijd in, tenzij de zin in verleden tijd staat!
1. Hij fietsen dagelijks van Hummelo naar Doetinchem, behalve natuurlijk als er
slecht weer is voorspeld. 
2. Omdat de tandarts me eerst had verdoofd, voelen ik daarna niets van de
behandeling. 
3. Denken eerst na voordat je iets opschrijft,' sprak de bezorgde leraar.
4. Vroeger behoren mijn oma tot de beste zwemmers van haar dorp.
5. 'Die onvoldoende van vorige week telde niet mee, vandaag mocht ik het
proefwerk in een apart lokaal maken', vertelde de brugklassers thuis opgelucht. 
6. Nu de weerman melden dat er storm op komst is, ga je zeker met de bus.
7. 'Ik ben vroeger ook gezakt voor mijn zwemdiploma', zei mijn tante, en zij meende
dat zij mij daarmee troosten.   
8. 'Verbinden me nu eens eindelijk goed door,' riep hij ongelukkig.
9. Gisteren landen er op het grasveld een helikopter.
10. Het duurde lang, maar eindelijk kwam hij zich dan toch bij de docent melden

Slide 4 - Tekstslide

Antwoorden
1. fietst 2. voelde 3. Denk 4. behoorde 5. maken 

> Bespreek de antwoorden van 6 t/m 10 met je buurman/buurvrouw. Verbeter evt. je antwoorden.
> Is het werkwoord van zin 5 een persoonsvorm? En van zin 10?

Slide 5 - Tekstslide

Werkwoordspelling
Misschien heb je je eigen logische manier. Dat kan!

PERSOONSVORM < ----- > VOLTOOID DEELWOORD

> Wil je weten hoe ik dat doe, doe dan mee met de uitleg. Wil je je eigen manier gebruiken, ga dan aan de slag met 7.2 opdracht 2, 4, 5 <

Slide 6 - Tekstslide

Voorbeeldzinnen

PV:

- Op school ben ik altijd braaf geweest.

- Ik ben vaak met de bus naar school gegaan.

- Ik danste de hele avond.

VD:

- Op school ben ik altijd braaf geweest.

- Ik ben vaak met de bus naar school gegaan.

- - Ik danste de hele avond. > geen VD!

Slide 7 - Tekstslide

Oefenen met werkwoorden
De volgende oefeningen ga je maken om ervoor te zorgen dat je zo min mogelijk werkwoorden fout schrijft.

Slide 8 - Tekstslide

Persoonsvorm
Als het werkwoord een persoonsvorm is, dan weet ik:

Het is tegenwoordige tijd
OF
het is verleden tijd

Slide 9 - Tekstslide

Tegenwoordige tijd (Tip: Alleen een T erachter, nooit een d!)
Ik luister of ik een T erachter hoor.
Hij fietst elke dag naar school. > DUIDELIJK!
Ik fiets eigenlijk nooit. > DUIDELIJK!

Maar... bij sommige hoor je het minder goed.
Hij meldt/meld zich ziek. > Hmmm...??
Dan vul ik een makkelijk werkwoord in! Lopen, maken, fietsen, smurfen... dan hoor je het!

Slide 10 - Tekstslide

Verleden tijd (tip: goed luisteren, je weet ECHT meer dan je denkt!)
Ik luister welke letter ik hoor: -de of te
Hij fietsTE elke dag naar school. > DUIDELIJK!
Zij renDEN omdat ze te laat waren. > DUIDELIJK!
Hij meldDE zich ziek. > DUIDELIJK! (Wel even letten op dubbel D)

Maar... bij sommige hoor je het minder goed.
Hij klopte/klopde de melk. > Hmmm...??
Dan gebruik ik het sexyfokschaap/exkofschip (wel = te, niet is de)

Slide 11 - Tekstslide

Voltooid deelwoord (de makkelijkste!)
Maak het voltooid deelwoord langer... en dan GOED LUISTEREN!
Hij is naar school gefietst/gefietsd > gefietsTE --> Dus een T!
Hij is naar school gerent/gerend > gerenDE --> Dus een D 

Maar... bij sommige hoor je het minder goed.
Hij heeft de melk geklopt/geklopd. > Hmmm...??
Dan gebruik ik het sexyfokschaap/exkofschip (wel = T, niet = D)
P zit niet in het kofschip, dus... > geklopT!

Slide 12 - Tekstslide

DUS!
Persoonsvorm in de tegenwoordige tijd? Luisteren... Een T erachter of niet! Twijfel? Vul maken in!

Persoonsvorm in de verleden tijd? Luisteren... is het -de(n) of - te(n)? Twijfel? Sexyfokschaap!

Voltooid deelwoord? Langer maken en luisteren! Twijfel? Sexyfokschaap!

Slide 13 - Tekstslide

Het begint met het weten of een werkwoord een persoonsvorm of een voltooid deelwoord is.

KLEIN TESTJE!

Slide 14 - Tekstslide

1. Zijn huid is na een dagje zonnen behoorlijk verbrand.

A
is = PV
B
verbrand = pv

Slide 15 - Quizvraag

2. Wanneer zijn jullie eigenlijk verhuisd?
A
zijn = VD
B
verhuisd = VD

Slide 16 - Quizvraag

Dit zijn de grote instinkers:

1. Hij had zijn moeder niet eens herkennen.
2. Hij herinneren zich niets van het ruige feestje.
3. Wat is daar toch gebeuren?
4. Hij heeft de boel eerst verkennen.
5. Hij verkennen altijd eerst de looproute.

Dus... eerst kijken PV of VD.
PV? Tegenwoordige tijd of verleden tijd. VD? Langer maken!

Slide 17 - Tekstslide

En dan nu...
Maak 7.2 opdracht 2, 4 en 5

Slide 18 - Tekstslide