HV2 P1 werkwoordspelling wk 37-2 (2) H27 VD

Welkom 
Telefoon in kluis
Ga op je vaste plek zitten. 
Pak je lesboek, schrift en etui.
Pak je leesboek. 
Laat de iPad in de tas. 
Geen tas op tafel.
Geen jas of kauwgom in het lokaal. 
Niet praten als ik uitleg geef. 
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 38 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welkom 
Telefoon in kluis
Ga op je vaste plek zitten. 
Pak je lesboek, schrift en etui.
Pak je leesboek. 
Laat de iPad in de tas. 
Geen tas op tafel.
Geen jas of kauwgom in het lokaal. 
Niet praten als ik uitleg geef. 

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag

Stil lezen

Werkwoordspelling: (on)voltooid deelwoord en voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord.

In tweetallen aan de slag met theorie en opdrachten.



Slide 2 - Tekstslide

Stil lezen
timer
10:00

Slide 3 - Tekstslide

Lesdoelen van vandaag


Ik weet hoe ik een (on)voltooid deelwoord kan herkennen en vervoegen. 


Slide 4 - Tekstslide

Herhaling vorige les
Hoe vind je de PV?
Wat is het verschil tussen sterke en zwakke werkwoorden?
Hoe vind je de stam en de ik-vorm?

Slide 5 - Tekstslide


  • Wat het verschil is tussen sterke en zwakke werkwoorden.
  • Hoe je de stam vindt. 
  • Wat de ik vorm (aangepaste stam) is. 
  • Hoe je de persoonsvorm vindt. 
  • Hoe je het voltooid deelwoord herkent.
Dit is belangrijk bij werkwoordspelling!

Slide 6 - Tekstslide



lopen - lop
kijken - kijk
verhuizen - verhuiz
verven - verv


De stam
De stam van een werkwoord vind je door -en eraf te halen

Slide 7 - Tekstslide


hele werkwoord - stam - ik-vorm:

lopen - lop - ik loop
kijken - kijk - ik kijk
verhuizen - verhuiz - ik verhuis
verven - verv - ik verf



De ik-vorm
Dit noemen we ook de aangepaste stam

Slide 8 - Tekstslide

 persoonsvorm

Slide 9 - Tekstslide

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
 (PV TT)
fsdfsdfsf

1. De vraagproef: maak de zin vragend.

2. De getalproef: zet de zin in een ander getal.

3. De tijdproef: zet de zin in een andere tijd. 
Hoe vind je de persoonsvorm?

Slide 10 - Tekstslide

Maak de zin vragend. Het werkwoord dat vooraan komt te staan, is de persoonsvorm. 

De jongen heeft de auto zwart gespoten. 
Heeft de jongen de auto zwart gespoten?

Heeft komt vooraan te staan dus heeft is de persoonsvorm. 
De vraagproef

Slide 11 - Tekstslide

Zet de zin in een ander getal: van enkelvoud naar meervoud of andersom. Het werkwoord dat verandert, is de persoonsvorm. 

De jongen heeft de auto zwart gespoten (enkelvoud).
De jongens hebben de auto zwart gespoten (naar meervoud).

Heeft verandert in hebben dus heeft is de persoonsvorm. 
De getalproef

Slide 12 - Tekstslide

Zet de zin in een andere tijd. Het werkwoord dat verandert, is de persoonsvorm. 

De jongen heeft de auto zwart gespoten. 
De jongen had de auto zwart gespoten. 

heeft verandert in had dus heeft is de persoonsvorm. 
De tijdproef

Slide 13 - Tekstslide

De klank in de verleden tijd verandert niet. 

Persoonsvorm verleden tijd: -de of -te achter de ik-vorm. 

Het voltooid deelwoord eindigt op -d of -t. 




Zwakke werkwoorden
stoppen - stopte - gestopt

Slide 14 - Tekstslide

Ik: ik-vorm + niks 
Ik lees een boek. 

Hij/jij/zij/u/het: ik-vorm + t
Jij leest een boek. 
U wordt moe van rennen. 

Wij: hele werkwoord
Wij worden moe. 



Regels persoonsvorm 
tegenwoordige tijd

Slide 15 - Tekstslide


Hierbij gebruik je 'T SeXyFoKSCHaaP

ik/hij/jij/zij (enkelvoud): ik vorm + -de of -te
wij/zij/jullie (meervoud): ik vorm + -den of -ten

Laatste letter stam in fdsf  + -te(n)
Laatste lekker stam NIET in dan + -de(n)

Regels persoonsvorm verleden tijd
zwakke werkwoorden

Slide 16 - Tekstslide


Werkwoord printen
Gisteren printte ik de kaarten. 

stam = print (laatste letter stam is 't')
de 't' zit in 'T SeXyFoKSCHaaP = + -te
ik-vorm: ik printte


Persoonsvorm verleden tijd
zwakke werkwoorden

Slide 17 - Tekstslide

Persoonsvorm verleden tijd zwakke werkwoorden
Gebruik 'T  SeXyFoKSCHaaP

Slide 18 - Tekstslide

regels
zwakke werk-woorden
Ik-vorm + te of + de
Ik-vorm + te of + de
persoonsvorm

Slide 19 - Tekstslide

Sterke werkwoorden....


drink-dronk-gedronken (niet drinkte)
loop-liep-gelopen (niet loopte)
eet-at-gegeten

Het voltooid deelwoord eindigt op -en (lezen las gelezen)


....zijn zooo sterk dat ze van klank veranderen in de verleden tijd!!

Slide 20 - Tekstslide


De klank in de verleden tijd verandert.

ik loop - ik/hij/zij/jij/het liep - wij/zij/jullie lopen - wij liepen 

GEEN 


Persoonsvorm verleden tijd
sterke werkwoorden

Slide 21 - Tekstslide

Huiswerk nakijken
opdr. H27 1 t/m 6


Slide 22 - Tekstslide

Huiswerk voor de volgende les
Noteer in je agenda:

Maken H27 opdr. 6 t/m 8

Slide 23 - Tekstslide

 voltooid deelwoord

Slide 24 - Tekstslide

'T SeXyFoKSCHaaP gebruiken we alleen bij:

1. Persoonsvorm VT zwakke werkwoorden
2. Voltooid deelwoord
Zit de laatste letter van de stam (hele werkwoord -en) in fsfff  dan gebruikt je een 't'. 

Zit de laatste letter van de stam NIET in dfdsf  dan gebruik je een 'd'. 

Slide 25 - Tekstslide

Hoe vind je een voltooid deelwoord
Staat vaak aan het einde van de zin.

Aan het begin van het voltooid deelwoord staat vaak ge- be- ver- ont-

Eindigt op
  • -d of -t (zwakke werkwoorden) bijv. geopereerd, gevist
  • -en (sterkte werkwoorden) bijv. gegeten, gelopen

Er staat altijd een een ander werkwoord in de zin, een hulpwerkwoord: hebben, zijn, worden

Eindigt nooit op -dt!!!!!
Hoe vind je het voltooid deelwoord

Slide 26 - Tekstslide

Hoe vind je een voltooid deelwoord
  • Staat nooit als enige werkwoord in een zin. 
  • Er staat altijd een vorm van hebben, zijn, worden bij. 

Ik heb in de vakantie gewerkt (zwak). 
De brug wordt hersteld (zwak). 
Mijn zus is vertrokken (sterk).



Voltooid deelwoord

Slide 27 - Tekstslide

Hoe vind je een voltooid deelwoord
Gebruik 'T SeXyFoKSCHaaP

De brandweer heeft het vuur geblus... 
  • er staat een vorm in van hebben, zijn, worden, namelijk heeft
  • voorzetsel -ge
  • einde van de zin
Ja, we hebben te maken met een voltooid deelwoord!
Hele werkwoord: blussen
Stam: bluss
Laatste letter stam, de 's', zit WEL in 'T SeXyFoKSCHaaP; dan komt er een 't'. 
geblust
Voltooid deelwoord

Slide 28 - Tekstslide

Mijn broer moet morgen voetballen.
PV = moet
Er is geen voltooid deelwoord. 
voetballen = hele werkwoord (infinitief)

Hij moet nu gaan

Mijn vriend moet morgen optreden
Hele werkwoord

Slide 29 - Tekstslide

Hele werkwoord + d

Sabine en Claire gaan fietsend naar de training.
Lachend vertellen Jarie en Marie een grap.
Huilend vertelde ze het verhaal. 
Onvoltooid deelwoord

Slide 30 - Tekstslide

Een zelfstandig naamwoord: mens, dier of ding
Je kunt er de, het of een voorzetten. 
- het huis - de fiets - een appel

Het bijvoeglijk naamwoord zegt iets over het zelfstandige naamwoord: de blauwe fiets, de gekke auto
Voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord

Slide 31 - Tekstslide

Maak van het voltooid deelwoord een bijvoeglijk naamwoord.
Tip: schrijf het zo kort mogelijk 

verdwalen - De peuters zijn verdwaald - De verdwaalde peuters
sluiten - De winkel is gesloten - De gesloten winkel
breken - Ik heb mijn arm gebroken - De gebroken arm
Voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord

Slide 32 - Tekstslide

Aan de slag
Start met het maken van je huiswerk. Je mag met elkaar overleggen, maar doe dit zachtjes. 

Slide 33 - Tekstslide


Is de opdracht duidelijk?

Slide 34 - Tekstslide

Volgende les
Uitleg PO

Slide 35 - Tekstslide

Zijn voor jou de lesdoelen behaald
Ik ken de spelling van het voltooid deelwoord.

Slide 36 - Tekstslide

Hoe ging deze les?
Wat heb je geleerd vandaag?

Wat vond je leuk aan deze les? 

Heeft iemand vragen?

Slide 37 - Tekstslide

Fijne dag

Slide 38 - Tekstslide