Woordsoorten

• Taal
• Basisschool
• Groep 7

Woordsoorten

Aan het einde van deze les hebben jullie geleerd 

woordsoorten in een zin te vinden en te benoemen.

Welke woordsoorten gaan we oefenen?

zelfstandig naamwoord

werkwoord

lidwoord

bijvoeglijk naamwoord

aanwijzend voornaamwoord

Zelfstandig naamwoord

Woorden voor:

mensen

dieren

planten/natuurverschijnselen

dingen/gevoel

(eigen) namen

Zelfstandig naamwoord

- heeft meestal een enkelvoud en een meervoud

(vriend - vrienden)

- kan vaak klein of groot gemaakt worden

(taart - taartje)

- staat vaak met een lidwoord geschreven

(de klas, een boek, het paard)

Zelfstandig naamwoord

WERKWOORD

- werkwoorden = doe-woorden

- zegt wat iets of iemand doet of overkomt

- kan vervoegd worden (kan verschillende vormen hebben)

Werkwoorden

LIDWOORD

Er zijn drie lidwoorden:

- de

- het ('t)

- een ('n)

Bepaalde en onbepaalde lidwoorden

De en het zijn bepaalde lidwoorden.

Een is een onbepaald lidwoord.

Lidwoorden

BIJVOEGLIJK NAAMWOORD

- vertelt meer over een zelfstandig naamwoord

- het spannende boek

- een spannend boek'

- het boek is spannend

Bijvoeglijk 

naamwoord

VOORZETSEL

Woord dat je voor "de stoel" kunt denken,

bijvoorbeeld: op de stoel.

Nu jullie!

Voorzetsels

De opbouw van een zin

De     hond     loopt     naar     het      grote    veld.

Benoem de woordsoorten van deze zin !

Lidwoord

Zelfst. naamw.

Werkwoord

Bijvoeglijk naamw.

Voorzetsel

De

hond

loopt

naar

het

grote

veld.

Welke woordsoort is "school" in deze zin?
De jongen fietst naar school.

1. zelfstandig naamwoord
2. lidwoord
3. bijvoeglijk naamwoord
4. voorzetsel

Welke woordsoort is "grote" in deze zin?
De grote ballon vliegt door de lucht.

1. lidwoord
2. zelfstandig naamwoord
3. bijvoeglijk naamwoord
4. werkwoord

Welke woordsoort is "het" in deze zin?

Het kindje is heel moe.

1. voorzetsel
2. zelfstandig naamwoord
3. werkwoord
4. lidwoord

Welke woordsoort is "glimt" in deze zin?
De rode auto glimt zo mooi.

1. zelfstandig naamwoord
2. werkwoord
3. lidwoord
4. voorzetsel

Welk woordsoort is "naar" in deze zin?

De kinderen lopen naar school.

1. voorzetsel
2. werkwoord
3. lidwoord
4. zelfstandig naamwoord

Welke woordsoort ontbreekt in de zin:

___ vogels vliegen in de lucht.

1. lidwoord
2. werkwoord
3. zelfstandig naamwoord
4. voorzetsel

Welke woordsoort ontbreekt in de zin:

De koeien _____ weer naar buiten.

1. lidwoord
2. werkwoord
3. zelfstandig naamwoord
4. voorzetsel

Welke woordsoort ontbreekt in de zin:

Janneke heeft een mooi ____ aan.

1. lidwoord
2. werkwoord
3. zelfstandig naamwoord
4. voorzetsel

Welke woordsoort ontbreekt in de zin:

De paarden grazen ___ de wei.

1. bijvoeglijk naamwoord
2. werkwoord
3. zelfstandig naamwoord
4. voorzetsel

Welke woordsoort ontbreekt in de zin:

Het ____ meisje kan erg goed zingen.

1. bijvoeglijk naamwoord
2. werkwoord
3. zelfstandig naamwoord
4. voorzetsel

Welke woordsoort is onderstreept?
Vorige week heb ik een toets voor Nederlands gemaakt.

_______

1. werkwoord
2. zelfstandig naamwoord
3. bijvoeglijk naamwoord
4. lidwoord

Welke woordsoort is onderstreept?
Deze moeilijke toets had ook erg veel vragen.

____________

1. werkwoord
2. zelfstandig naamwoord
3. bijvoeglijk naamwoord
4. lidwoord

Welke woordsoort is onderstreept?
De resultaten van de toets waren niet erg hoog.

____

1. werkwoord
2. zelfstandig naamwoord
3. bijvoeglijk naamwoord
4. lidwoord

Welke woordsoort is onderstreept?
Voor het volgende proefwerk zullen we beter moeten leren.

________

1. werkwoord
2. zelfstandig naamwoord
3. bijvoeglijk naamwoord
4. lidwoord

Welke woordsoort is onderstreept?
Deze les doen we een herhaling van woordsoorten.

_____________

1. werkwoord
2. zelfstandig naamwoord
3. bijvoeglijk naamwoord
4. lidwoord

Welke woordsoort is onderstreept?
We hoeven voor dit hoofdstuk maar 4 woordsoorten te kennen.

__________

1. werkwoord
2. zelfstandig naamwoord
3. bijvoeglijk naamwoord
4. lidwoord

Welke woordsoort is onderstreept?
De makkelijkste woordsoort vind ik het lidwoord.

_________________

1. werkwoord
2. zelfstandig naamwoord
3. bijvoeglijk naamwoord
4. lidwoord

Wat heb JIJ geleerd deze les?

Weet je nog wat het lesdoel was?
Is dat gelukt?