Ondernemend gedrag P3 week 1

Ondernemend gedrag
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolMBOLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Ondernemend gedrag

Slide 1 - Tekstslide

  1. Je bezit basiskennis over gedrag van mensen.
  2. Je kent basisbegrippen die horen bij ondernemerschap en ondernemend gedrag.
  3. Je kunt jezelf presenteren.
  4. Je kunt jezelf beoordelen op ondernemend gedrag.
  5. Je bezit kennis over belangrijke (actuele) ontwikkelingen in je werkveld.
  6. Je kunt de eigen werksituatie in beeld brengen.
  7. Je kunt verbetervoorstellen doen met betrekking tot je eigen werksituatie.
  8. Je kunt een verandering aan de hand van een stappenplan uitvoeren.
  9. Je kunt omgaan met feedback.
  10. Je kunt reflecteren op je eigen gedrag.
Leer doelen

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Wat begrijp jij onder het begrip het werkveld?

Slide 4 - Woordweb

Het werkveld bestaat uit de volgende drie onderdelen:

  • Branche.
  • Bedrijfstak.
  • Sector.
Het werkveld

Slide 5 - Tekstslide

Bevat alle ondernemingen die ongeveer hetzelfde product aanbieden.

De branche heeft invloed op bedrijven die ertoe behoren. Voor sommige branches gelden bijvoorbeeld speciale regels. Dat zijn regels die niet alleen de eigenaar van een bedrijf uit die branche aan moet houden, maar ook de werknemers.
Branche

Slide 6 - Tekstslide

Noem voorbeelden van speciale regels die gelden voor een gehele branche

Slide 7 - Woordweb

De branche kun je niet los zien van de bedrijfskolom. 
De bedrijfskolom heeft alles te maken met de weg die een product aflegt.
  • De producent maakt de producten.
  • de handel verdeelt de producten.
  • de klant koopt en gebruikt de producten.
Bedrijfskolom

Slide 8 - Tekstslide

Opdracht: ga nu op zoek naar de bedrijfskolom van jouw favoriete sportschoen. (5 min)
Bedrijfskolom

Slide 9 - Tekstslide

Een bedrijfstak is wat anders dan een branche. 

Bedrijven die vergelijkbare werkzaamheden verrichten op de zelfde hoogte in de bedrijfskolomm vormen samen een bedrijfstak. 

Een branche doorloopt juist de gehele bedrijfskolom.
Bedrijfstak

Slide 10 - Tekstslide

Noem een voorbeeld van een branche en een bedrijfstak.

Slide 11 - Woordweb

Het begrip sector is ingewikkelder. Sector kun je tegenkomen als aanduiding voor verschillende clusteringen. Denk aan de 'bouwsector' en de 'finaciële sector'.

Als economisch begrip gebruik je de 'sector'vooral als je het hebt over de bedrijfsector. 

Het CBS (Centraal Bureau voor de Statistiek)  heeft hier een standaardbedrijfsindeling (SBI) voor.
Sector

Slide 12 - Tekstslide

  • Landbouw, bosbouw en visserij
  • Winning van delfstoffen
  • Industrie
  • Productie en distributie van en handel in elektriciteit, aardgas, stoom en gekoelde lucht
  • Winning en distributie van water: afval- en afvalwaterbeheer en saneringen
  • Bouwnijverheid
  • Groothandel en detailhandel; reparatie van auto’s
de SBI van het centraal bureau van statistiek
  • Vervoer en opslag
  • Logies-, maaltijd- en drankverstrekking
  • Informatie en communicatie
  • Financiële instellingen
  • Verhuur van en handel in onroerend goed
  • Advisering, onderzoek en overige specialistische zakelijke dienstverlening
  • Verhuur van roerende goederen en overige zakelijke dienstverlening
  • Openbaar bestuur, overheidsdiensten en verplichte sociale verzekeringen
  • Onderwijs 
  • Gezondheidszorg en welzijnszorg
  • Cultuur, sport en recreatie
  •  Overige dienstverlening
  • Huishoudens als werkgever; niet-gedifferentieerde productie van goederen en diensten door huishoudens voor eigen gebruik
  • Extraterritoriale organisaties en lichamen.

Slide 13 - Tekstslide

Later in je opleiding zal je voor je opleiding een profiel moeten kiezen. Dat profiel komt uit een kwalificatiedossier. Daarin zitten vaak verschillende profielen. 

Als je verschillende profielen bij elkaar voegt die veel overlap hebben, spreek je van een mbo-domein. 
MBO-domeinen

Slide 14 - Tekstslide

  • Bouw en infra
  • Afbouw, hout en onderhoud
  • Techniek en procesindustrie
  • Ambacht, laboratorium en gezondheidstechniek
  • Media en vormgeving
  • Informatie en communicatietechnologie
de zestien mbo-domeinen
  • Mobiliteit en voertuigen
  • Transport, scheepvaart en logistiek
  • Handel en ondernemerschap
  • Economie en administratie
  • Veiligheid en sport
  • Uiterlijke verzorging
  • Horeca en bakkerij
  • Toerisme en recreatie
  • Zorg en welzijn
  • Voedsel, natuur en leefomgeving.

Slide 15 - Tekstslide

Een brancheorganisatie komt op voor de belangen van alle ondernemingen uit ongeveer dezelfde branche.
Branche organisaties

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Link

Slide 18 - Link

Slide 19 - Link

Ga naar de website en zoek jouw opleiding. Gebruik de zoekfunctie om de opleiding (of het beroep) te vinden. Als je klikt op een beroep kom je op die webpagina. Daar vind je een kaartje van Nederland. 


  • Kans op werk
  • Kans op stage
  • Kans op leerbaan.





  1. Beschrijf de kans op werk:


  2. Beschrijf de kans op een stage (BOL) of leerbaan (BBL) bij een leerbedrijf.










BOL = beroepsopleidende leerweg (3, 4 of 5 dagen school, zo nu en dan stage)

BBL = beroepsbegeleidende leerweg (3 of 4 dagen werken, 1 of 2 naar school). 
brancheonderzoek; kansen 

Slide 20 - Tekstslide