’t gezegende Amsterdam, omheind met waterscharen,
Zwaait nu als keizerin der zoete en zoute baren,
De gaffel van Neptuin. Haar hoofd is met een kroon
Van stevens geperruikt. De faam beschrijdt haar troon,
En steekt haar loftrompet. ’t Gerecht, de kracht der stede,
De Vrijheid, d’oude Tucht, de Godsdienst en de Vrede
Bekleden haar rechterzij. De nering, d’Overvloed,
De Rijkdom, d’Eendracht en de trouw, oprecht van moed,
Heeft ze aan haar linker hand (…..)
Bron: Jan Vos beschrijft in dichtvorm het oost-timpaan van het stadhuis van Amsterdam in dichtvorm onder de titel:
De Moeder der Vrede (1648).
een grotere versie van de afbeelding: 1 dia vooruit