In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
- Weet je wat verwijswoorden zijn?
- Verwijswoorden bij de-woorden en de het-woorden.
-De verwijswoorden: met wie/ waarmee
de-woorden: verwijs met deze of die
het-woorden: verwijs met dit of dat
- Je weet wat verwijswoorden zijn.
- Je weet dat deze, die, dat en dit verwijswoorden zijn.
- Je weet dat je bij de-woorden de verwijswoorden deze en die gebruikt.
- Je weet dat je bij het-woorden de verwijswoorden dit en dat gebruikt.