Week 42 Nederlands 1MK1 H.5 spelling

Nederlands HMK1 week 42
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Nederlands HMK1 week 42

Slide 1 - Tekstslide

Nederlands 1MK1 week 42

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Nieuwe week & nieuwe taak

Slide 4 - Tekstslide

Week 42  - 12 oktober t/m
16 oktober 2020
  • Inleveren dinsdag 27 oktober
  • Bespreken proefwerk schrijven.
  • Weekplanners. Uitleg basis, de Brug en uitdaging. Computer: thuis.
  • Nakijken weektaak.
  • Maken opdrachten spelling hoofdstuk 5: verleden tijd van zwakke werkwoorden.
  • Proefwerk spelling: dinsdag 3 november hoofdstuk 1 t/m 6

Slide 5 - Tekstslide

Kies een boek voor je opdracht!

Slide 6 - Tekstslide

Lees nu 10 minuten in je leesboek. Dat doe je natuurlijk elke dag 

Slide 7 - Tekstslide

Leerdoelen
Deze week leer je:

  • hoe je verleden tijd van zwakke werkwoorden goed moet spellen.

Slide 8 - Tekstslide

Herhaling vorige les
Vorige week hebben we geoefend met de spelling van het voltooid deelwoord.

Slide 9 - Tekstslide

Nakijken weektaak
Controleer zelf je weektaak. 

De antwoorden staan aan het eind van de les.

Slide 10 - Tekstslide

Uitleg theorie
Op de volgende dia volgt uitleg over je leerdoelen voor deze week.

Slide 11 - Tekstslide

Verleden tijd van zwakke werkwoorden (bladzijde 136)
Er zijn werkwoorden waarbij in de verleden tijd de klank verandert:

drinken → dronk, dronken; rijden → reed, reden; geven → gaf, gaven.

Dit worden sterke werkwoorden genoemd. Hoe je ze schrijft, leer je in hoofdstuk 6. Bij de meeste werkwoorden verandert de klank niet. Dat zijn zwakke werkwoorden.

Slide 12 - Tekstslide

Verleden tijd van zwakke werkwoorden (bladzijde 136)
Zo schrijf je de persoonsvorm in de verleden tijd (zwak)

enkelvoud: ik-vorm + -de of -te
meervoud: ik-vorm + -den of -ten

Om te weten of je -te(n) of -de(n) moet schrijven, gebruik je ’t (e)x-f(o)ksch(aa)p. Je schrijft -te(n) als de laatste letter voor de uitgang -en van een werkwoord een medeklinker uit ’t (e)x-f(o)ksch(aa)p is. Anders schrijf je -de(n).

Slide 13 - Tekstslide

Verleden tijd van zwakke werkwoorden (bladzijde 136)
printen → ik printte; blaffen → de hond blafte; dansen → wij dansten;

landen → het vliegtuig landde; klagen → jullie klaagden; horen → wij hoorden.

Bekijk ook het schema werkwoordspelling op bladzijde 236

Slide 14 - Tekstslide

Nieuw Nederlands online
  • https://nieuwnederlands.digitaal.noordhoff.nl/plp#/book/60ee5d24-7840-45e6-b299-ffd3fa553dae/chapter/fc548693-1454-4317-aa3a-b1c37b88851b/paragraph/542409a2-3b94-4a64-8b0c-2c690311c7ce/lesson/8f207d6a-cbc5-4229-90ee-46a475a24724

  • Als je de filmpjes nogmaals wilt bekijken kan dat op Nieuw Nederlands online. Let op: op je mobiel zal dat waarschijnlijk niet lukken.

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Weektaak spelling en schrijven

Basis spelling
Opdracht 1 t/m 3 en 5  
bladzijde 136/137.






Extra oefenen
De Brug
Opdracht 11 en 12 
 bladzijde 234/235

Uitdaging
Opdracht 4 
 bladzijde 137


Slide 17 - Tekstslide

Weektaak spelling en schrijven

Basis spelling
Opdracht 1 t/m 3 en 5  
bladzijde 136/137.






Extra oefenen
De Brug
Opdracht 11 en 12 
 bladzijde 234/235

Uitdaging
Opdracht 4 
 bladzijde 137


Slide 18 - Tekstslide

Inleveren huiswerk

Slide 19 - Open vraag

Inleveren huiswerk

Slide 20 - Open vraag

Inleveren huiswerk

Slide 21 - Open vraag

Slide 22 - Tekstslide

Evaluatie
Wat was het lesdoel en heb je voor jezelf het gevoel dat je lesdoel is behaald?

Weet je...
  • hoe je de verleden tijd van zwakke werkwoorden moet spellen?

Slide 23 - Tekstslide

Nakijken weektaak
Aan het eind van de lesweek kijken we samen naar je weektaak.

De week daarna controleer je je zelf je gemaakte oefeningen.

Slide 24 - Tekstslide

Nakijken
Opdrachten weektaak 

Slide 25 - Tekstslide

Weektaak spelling en schrijven

Basis spelling
Opdracht 1 t/m 4 en 6  
bladzijde 110/111.






Extra oefenen
De Brug
Opdracht 10 
 bladzijde 234

Uitdaging
Opdracht 5 
 bladzijde 111


Slide 26 - Tekstslide

Opdracht 1 bladzijde 110

1 ik heb gefietst                               5 het papier is verscheurd
2 heb jij gewonnen?                      6 zij heeft gemaakt
3 ik heb gehoord                             7 de hond heeft gebeten
4 jullie hebben geluisterd           8 Naol heeft getwijfeld

Slide 27 - Tekstslide

Opdracht 2 bladzijde 111


1 Het smeltwater heeft tot veel overstromingen geleid.
2 Rosanne heeft een smartphone van haar vriendin overgekocht.
3 De EHBO’ers hebben gisteren heel veel blaren doorgeprikt bij het wandelevenement.
4 De opvallende poster heeft de kans vergroot dat meer mensen de website bezochten.
5 Na een uurtje in de vriezer was de fles water helemaal bevroren.
6 Door de leerlingenraad wordt een besluit genomen over het gebruik van het basketbalveld.

Slide 28 - Tekstslide

Opdracht 3 bladzijde 111

1 gekucht
2 veranderd
3 geboft
4 geschrobd
5 verbaasd
6 verhuisd

Slide 29 - Tekstslide

Opdracht 4 bladzijde 111

1 Mijn vader is geschrokken van de rekening van de tandarts.
2 Mouhanad heeft vaak vervelende dingen gezegd tegen zijn vriend.
3 Ik heb dit niet gedaan!
4 Vanmorgen ben ik snel naar de apotheek gegaan voor mijn medicijnen.

Slide 30 - Tekstslide

Opdracht 6 bladzijde 111
1 Onze coach was zo arrogant om deze wedstrijd te cancelen.
2 De eend met zijn jong waggelden traag naar de sloot.
3 De vrachtwagenchauffeur gebruikt zijn vaak zijn kennis van de techniek.
4 Ons team eindigde achteraan door een chronisch gebrek aan training.
5 Een politieagent moet zich enigszins professioneel gedragen tijdens evenementen.
6 De vaas ging aan diggelen, toen een bezoeker de deur van de gelagkamer opengooide.

Slide 31 - Tekstslide

Opdracht 5 bladzijde 111
1 Lisa verandert (pv) nog snel iets aan de inleiding van haar werkstuk.
2 Het viaduct bij de A12 is veranderd (vd) zonder dat mijn TomTom dat weet.
3 De toestand van de zieke is langzaam verbeterd (vd) door de antibioticakuur.
4 Cees verbetert (pv) zijn houding tegenover zijn vader na hun heftige ruzie.
5 Meestal betaalt (pv) Anneloes haar kleren met haar pinpas.
6 Wie heeft het broodje gezond voor mij betaald (vd)?


Slide 32 - Tekstslide

De Brug - opdracht 10 bladzijde 234
1 geschild
2 gezaaid
3 gehouden
4 gestruikeld
5 gestart
6 gesnurkt
7 gebraden
8 gevangen
9 geknikt
10 geleend

Slide 33 - Tekstslide

Weektaak 42 afgerond

Slide 34 - Tekstslide