In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Paragraaf 6.2 - Wat wordt de prijs?
Slide 1 - Tekstslide
Om te produceren zijn productiefactoren nodig. Welke productiefactoren zijn er?
A
Kapitaal, Arbeid, Natuur en Omzet
B
Kennis, Arbeid, Natuur en Omzet
C
Kapitaal, Arbeid, Natuur en Ondernemerschap
D
Kennis, Arbeid, Natuur en Ondernemerschap
Slide 2 - Quizvraag
De jaarlijkse waardevermindering van een machine noem je de:
A
restwaarde
B
toegevoegde waarde
C
afschrijving
D
overwaarde
Slide 3 - Quizvraag
Een vulmachine voor pindakaas gaat 10 jaar mee. Calvé heeft de machine gekocht voor € 17.750,- en denkt deze nu nog te kunnen verkopen voor € 6.825,- . Wat is de afschrijving per jaar? (Schrijf ook je berekening op)
Slide 4 - Open vraag
Vragen over paragraaf 6.1?
Slide 5 - Tekstslide
Je leert in deze paragraaf:
Wat de brutowinstopslag is en hoe je daarmee de verkoopprijs kunt berekenen.
Hoe je de consumentenprijs berekent.
Hoe je kunt berekenen hoeveel de btw is die in de consumentenprijs verwerkt zit.
Wat het verschil is tussen afzet en omzet en hoe je de omzet berekent.
Wat het verschil is tussen brutowinst en nettowinst en hoe je deze beide berekent.