the future

1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 2

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

important

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

future: will/shall/ to be + going to
Welcome class: make lots of notes please!
Your book p. 158

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

The sea-level will rise 40 feet.
p. 160 will
will is used for a prediction( een voorspelling)
you THINK it will happen, but you're not sure.

Will gebruik je ook bij een: wens, veronderstelling, belofte, aanbod en een verzoek


Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

The phone is ringing! "I will get it."
will
will is also used for a spontaneous decision ( een spontaan besluit)
you do NOT have to PLAN it.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Shall we dance?
shall
SHALL is used (instead of will) in combination with
WE or I.
Usually asking a question ( je doet een voorstel of je vraagt naar iemands voorkeur of besluit).


Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

I am going to buy a new car.
(to be) + going to
I AM GOING to buy a new car.
Use to be + going to for a PLANNED ACTION/ CERTAINTY = een geplande actie/ een zekerheid

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

He is going to fall.
(to be) + going to
He is going to fall.
You see it coming. Use (TO BE) + GOING TO if it is CERTAIN ( je ziet het aankomen; het is zeker dat hij gaat vallen)

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Make notes!
will not= won't

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Write down 3 predictions the fortuneteller tells him...

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies


Welke zin past hier het best? (Kijk naar de afbeelding!)
A
Look! It will rain soon.
B
Look! It is going to rain soon.

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke zin past hier het best? (Het is zeker dat dit gebeurt.)
A
Trump will build a wall.
B
Trump is going to build a wall.

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Welke zin past hier het best?
A
We're going to hit that horse!
B
We will hit that horse!

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hopefully, I ........ my grammar test.
A
am going to pass
B
will pass

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

My friends and I ........... Glastonbury festival this Friday.
A
will visit
B
are going to visit

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

What would you like to eat?
> I ..... a sandwich, please.
A
will have
B
am going to have

Slide 18 - Quizvraag

Het is een beslissing die je op dit moment maakt. Daarbij hoort het gebruik van will.
My bus is delayed.
I ...... too late at the airport.
A
am going to be
B
will be

Slide 19 - Quizvraag

Vanwege de vertraging van je bus heb je nu aanleiding om aan te nemen dat je te laat gaat komen.

Slide 20 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Vat nu eens in eigen woorden samen. Wanneer gebruik je 'going to' en wanneer 'will'?

Slide 21 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 22 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Slide 23 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Slide 24 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Option:
Study go: 5.2
word trainer 5.2

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies