Je gebruikt de
past continuous als je zegt wat er op een bepaald moment in het verleden
aan de gang was of wat je toen aan het doen was. Enkele signaalwoorden zijn
when en
while.I was trying to be helpful.
You were watching a film when I called you.
While he was working the teacher passed him.
Je maakt de past continuous met de verleden tijd van to be (was / were) + werkwoord + -ing.