Een komma geeft een rust in de zin aan. Je gebruikt een komma
:
voor of na een aanspreking:
– Zeg, zou u donateur willen worden van het Wereld Natuur Fonds, mevrouw?
tussen de delen van een opsomming (maar niet voor en);
– In mijn achtertuin staan vaste planten, enkele struiken en een paar bomen.
tussen twee persoonsvormen:
– Als we niet minder plastic gebruiken, wordt de plasticsoep in de oceaan nog groter.
tussen de hoofdzin en een bijzin, als de delen lang zijn:
– Lenie ’t Hart werd in 1996 benoemd tot officier in de Orde van Oranje-Nassau, omdat ze zich decennialang had ingezet voor de zeehondenopvang.
Maar: Ik vind dat zo’n onderscheiding dik verdiend is.
voor en achter een bijstelling:
– Greenpeace, de bekende milieuorganisatie, protesteert al jaren tegen transporten van radioactief afval.