M&A H4 Activiteiten voor volwassenen en ouderen

Mens en Activiteit
h 4

Activiteiten voor volwassenen en ouderen

1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Mens en Activiteit
h 4

Activiteiten voor volwassenen en ouderen

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Cultuur

Multi culturele samenleving:
Dit betekent dat mensen van verschillende culturen(uit verschillende landen) vreedzaam naast elkaar leven.
Migratie: verhuizen van mensen naar een ander land
Emigratie: mensen die vanuit een land naar het buitenland verhuizen.

Welke mensen zijn naar Nederland gekomen:
  • Vluchtelingen
  • Gastarbeiders
  • Mensen uit de koloniën



Slide 4 - Tekstslide

Cultuurkenmerken

  • Geloof
  • Rolverdeling man/vrouw
  • Muziek
  • Tradities
  • Politiek
  • Waarden en normen
  • Uiterlijke kenmerken
  • Wij of ik cultuur
  • Kleding
Subcultuur: groep binnen de samenleving die een deel van de cultuur niet willen overnemen.


Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Thora
Synagoge
bijbel
Veda
Islam
Jodendom
Christendom
Hindoeisme
kerk
koran
moskee
tempel

Slide 11 - Sleepvraag

Brahma, Vishnu, Shiva
Veda
vegetarisch
Reïncarnatie
Heilige koe

Allah
Mohammed
5 x bidden per dag
Mekka
Ramadan
Koran
halal
Moskee
Jezus Christus
Bijbel
zondag rustdag
kerk
God
Thora
10 geboden
sabbat
synagoge
spijswetten
Islam
Jodendom
Christendom
Hindoeisme

Slide 12 - Sleepvraag

Christendom
Jodendom
Hindoeisme
Islam

Slide 13 - Sleepvraag

Boeddhisme
Christendom
Islam
Hindoeisme
Joodse geloof
Geen vlees. Liever geen knoflook, prei en ui.
Geen alcohol en andere verslavende middelen.
 

Geen varkensvlees en vlees van dieren die zelf dieren eten. Vlees moet ritueel geslacht zijn. Geen alcohol, drugs, sigaretten.
Eigenlijk geen voedselvoorschriften. Vroeger werd er op vrijdag geen vlees gegeten.
Liever geen vlees, vooral geen koeienvlees. Liever geen ei.
Geen varkensvlees. Geen schaaldieren. Eten moet koosjer zijn. Vlees en melkproducten mogen niet samen bereid worden. Vlees moet ritueel geslacht zijn.

Slide 14 - Sleepvraag

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Interesses, wensen en behoeften achterhalen bij de doelgroep

Je kan er op verschillende manieren achterkomen waar de doelgroep interesse voor heeft of welke wensen zij hebben.
Het eerste contact (bijv. kennismakingsgesprek) 
  • Formeel of informeel
Signalen opvangen 
  • verbaal en non-verbaal
Enquête maken / Interview afnemen 
  • open en/ gesloten vragen
Observeren
  • beschrijvende observatie of met een schema


Slide 22 - Tekstslide

Ey gappie, geef mij eens zo'n hotdog met een saussie! Dit is een:
A
Formeel gesprek
B
Informeel gesprek

Slide 23 - Quizvraag


Wat betekent zintuiglijke handicap?
A
Je kan niet lopen
B
Een beperking aan je oren, ogen, smaak, voelen en ruiken
C
Je hebt een geestelijke handicap
D
Je bent nog niet zindelijk

Slide 24 - Quizvraag

Wat is een motorische handicap?
A
Je bent visueel beperkt
B
Handicap waarbij je (een deel) van je lichaam niet kunt gebruiken
C
Je bent auditief beperkt
D
Autisme

Slide 25 - Quizvraag

Iemand die verlamd is heeft de volgende handicap
A
Motorisch
B
Ernstige handicap
C
Zintuigelijk
D
Autisme

Slide 26 - Quizvraag

Een voorbeeld van een aangeboren handicap is het
A
Beenamputatie
B
Syndroom van down
C
suikerziekte
D
Dementie

Slide 27 - Quizvraag

Geachte meneer, hierbij laat ik weten dat wij een feest organiseren. Hartelijke groeten, meneer De Boer. Dit is een:
A
Formeel gesprek
B
Informeel gesprek

Slide 28 - Quizvraag

Welk signaal is non-verbaal?
A
Schelden
B
Klagen
C
Wenkbrauwen fronsen
D
Roepen

Slide 29 - Quizvraag

non verbale communicatie
A
is een manier van communiceren waarbij je alleen gebaren en gezichtsuitdrukkingen gebruikt
B
communiceren met woorden, dus bijvoorbeeld door te schrijven of te praten.
C
is massamedia via woorden
D
is via de email, of via de krant

Slide 30 - Quizvraag

Een gesprek tussen een baliemedewerker en een klant. Dit is een....
A
Informeel gesprek
B
Formeel gesprek

Slide 31 - Quizvraag

Gesloten vragen
Open vragen
Bent u moe?
Wilt u vandaag of morgen uw zoon bellen?
Hoe smaakte het eten vanmorgen?
Waarom bent u boos?
Wilt u nu de krant lezen?
Wat heeft u voor uw verjaardag gekregen?

Slide 32 - Sleepvraag

Signalen opvangen: Waarnemen en observeren

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Video

Slide 35 - Video

Slide 36 - Video

Wat is het verschil tussen objectief en subjectief?
A
Objectief is je mening, subjectief is zakelijk
B
Objectief is feitelijk en subjectief ook
C
Objectief is feitelijk en subjectief is je mening

Slide 37 - Quizvraag

Observeren (en rapporteren) doe je
A
subjectief
B
objectief

Slide 38 - Quizvraag

Masja komt huilend het KDV binnen en roept dat bij mama wil blijven.

A
Objectief
B
Subjectief

Slide 39 - Quizvraag

De hele klas heeft een voldoende voor wiskunde

A
Objectief
B
Subjectief

Slide 40 - Quizvraag

‘Martijn was vandaag lastig en vervelend, hij wilde niet eten en slapen en huilde de hele dag’
A
Objectief
B
Subjectief

Slide 41 - Quizvraag

Nadat wij aankwamen, kregen wij een lekker gebakje met een kop koffie of thee.
A
Objectief
B
Subjectief

Slide 42 - Quizvraag

Slide 43 - Tekstslide

Slide 44 - Tekstslide

Doelstellingen

De volgende vragen zijn belangrijk bij het nadenken over de doelgroep:
  • Ken je je doelgroep?
  • Kun je rekening houden met je doelgroep?
  • Kun je contact leggen met je doelgroep?
  • Ken je het verschil tussen formeel en informeel?
  • Weet je wat homogene en heterogene groepen zijn?
  • Kun je wensen en behoeften van de doelgroep achterhalen?
  • Kun je een enquête afnemen?
  • Kun je observeren?

Slide 45 - Tekstslide

Slide 46 - Video

Slide 47 - Video