dag 2

Ruzie
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Ruzie

Slide 1 - Tekstslide

direct
  • meteen, snel
  • zin: Ik heb vanmiddag een afspraak met de dokter, dus ik moet na de les direct weg. 
7

Slide 2 - Tekstslide

door
  • 1) van de ene kant naar de andere kant
  • zin: Ze fietst door het park naar school.
  • 2) waarom, hoe het komt
  • zin: Door het ongeluk kan hij niet meer lopen. 
8

Slide 3 - Tekstslide

doorgaan
  • verdergaan, niet stoppen
  • werkwoord
  • ik ga door - wij gaan door
  • zin: De pauze is afgelopen, we gaan door met de les. 
9

Slide 4 - Tekstslide

eerder
  • eerder <---> later
  • zin: De les begint om half 9 maar de docent is al eerder op school; om 8 uur.
  • zin: Mijn man is eerder thuis dan ik. Hij gaat dan vast koken. 
10

Slide 5 - Tekstslide

erger
  • vreselijk, naar
  • zin: Het is erg dat er ruzie is geweest. Het is nog erger dat ik mijn vriendin kwijt ben, ze is echt heel boos op mij. 
11

Slide 6 - Tekstslide

gebeuren
  • plaatsvinden
  • wat is er aan de hand ?
  • wat gebeurt daar?
  • werkwoord
  • het gebeurt - er gebeuren
  • zin: Er gebeuren veel ongelukken op straat. 
12

Slide 7 - Tekstslide

Wat betekent hetzelfde als:
direct?
7


A
vroeger
B
straks
C
later
D
meteen

Slide 8 - Quizvraag

Wij lopen ........... het bos naar huis.
8
A
naar
B
door
C
op
D
achter

Slide 9 - Quizvraag

Wat betekent het woord:
doorgaan?
9
A
verder gaan, niet stoppen
B
stoppen
C
terug gaan
D
werken

Slide 10 - Quizvraag

Wat is de tegenstelling van:
later
10
A
nu
B
straks
C
eerder
D
meteen

Slide 11 - Quizvraag

Een zere vinger is erg, maar je been breken is nog veel ..................
11
A
leuker
B
liever
C
groter
D
erger

Slide 12 - Quizvraag

De docent vraagt: "Wat ............. daar?
De docent bedoelt: Wat is daar aan de hand?
12
A
slaapt
B
gebeurt
C
kijkt
D
eet

Slide 13 - Quizvraag