V5 Unité 3 herhaling (2)

le 22 mars
- Comment ça va?
- bespreken: D-toets
- herhalen: grammatica
- opdracht: vocabulaire
- lezen: "comment motiver..."


1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

le 22 mars
- Comment ça va?
- bespreken: D-toets
- herhalen: grammatica
- opdracht: vocabulaire
- lezen: "comment motiver..."


Slide 1 - Tekstslide

THÈME 2: LES FILMS FRANÇAIS
Comment s’appelle ce film français?
A
Le Fabuleux Destin d'Amélie Poulain
B
Qu'est-ce qu'on a fait au bon Dieu?
C
Intouchables
D
Taxi

Slide 2 - Quizvraag

THÈME 2: LES FILMS FRANÇAIS
Comment s’appelle ce film français?
A
Intouchables
B
Taxi
C
L'élève Ducobu
D
Le Fabuleux Destin d'Amélie Poulain

Slide 3 - Quizvraag

THÈME 2: LES FILMS FRANÇAIS
Comment s’appelle ce film français?
A
Taxi
B
Intouchables
C
Qu'est-ce qu'on a fait au bon Dieu?
D
L'élève Ducobu

Slide 4 - Quizvraag

Aan het eind van deze les...
- weet je (weer) hoe de grammatica werkt
- ken jij minimaal 20 woorden van de woordenlijst
- kun jij info over de leefstijl van jongeren uit een tekst halen

Slide 5 - Tekstslide

Herhaling pers. vnw
- onderwerp (7.1 in de manuel)
- lijdend voorwerp (7.2)
- meewerkend voorwerp (7.3)

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide





Vervang het onderstreepte zinsdeel

Les Français aiment beaucoup les films artistiques

Slide 8 - Open vraag





Vervang het onderstreepte zinsdeel

Mes parents vont parler au directeur.

Slide 9 - Open vraag

7.4: Les pronoms personnels met nadruk of na een voorzetsel
Moi, j'ai chanté papaoutai hier soir!  (met nadruk)                                      MOI
Papa est parti sans toi! (na voorzetsel)                                                            TOI
Lui, il est parti tout seul.  (met nadruk)                                                              LUI
J'ai acheté les fleurs pour elle. (na voorzetsel)                                             ELLE
Cette chanson est pour nous, enfants abandonnés! (na vz)                  NOUS
Cette chanson est pour vous, pères absents! (na voorzetsel)              VOUS
Il n'est jamais très loin et pense à eux (na voorzetsel)                                EUX
il part très souvent travailler sans elles (na voorzetsel)                             ELLES

Slide 10 - Tekstslide

7.5: Y et EN
Y en EN zijn onpersoonlijke voornaamwoorden.  Ze vervangen plaatsen en dingen. 

EN vervangt de + zelfstandig naamwoord
-  En wordt ook gebruikt bij aantallen : Tu veux des pommes? J'en veux trois / As-tu une pomme? J'en ai deux!
--> ERVAN/EROVER

Y vervangt alle andere voorzetsels (vaak: à/dans/sur) + zelfstandig naamwoord
--> ER(HEEN), ERIN, EROP

Als er geen heel werkwoord in de zin staat, dan komen Y en EN voor de persoonsvorm.

Slide 11 - Tekstslide

(sleep blauw over rood)
Tu vas à la médiathèque? 
Oui, j'...vais pour faire mes devoirs.
Tu bois du thé?
Oui, j'.... bois tous les matins. 
As-tu un casque? 
Helas, j'.... ai plus. 
Tu vas au cinéma?
Bien sûr j'.... vais cet après-midi.
Tu es allé sur la piste noire? 
Oui, j’..... suis allé.
Vous êtes au café? 
Non, nous n’..... sommes pas encore.
J’ai deux frères, j’.... ai deux.
y
en
en
y
y
y
en

Slide 12 - Sleepvraag

Slide 13 - Tekstslide

Wat is het juiste antwoord?
Je parle de mes vacances d'hiver.
A
J'y parle.
B
J'en parle.
C
Je y parle.
D
Je en parle.

Slide 14 - Quizvraag

Je vais parler des vacances d'automne.
A
J'en vais parler
B
Je vais parler en
C
Je vais en parler
D
je vais en d'été

Slide 15 - Quizvraag

Nous avons mangé au Macdo.
A
Nous y avons mangé.
B
Nous avons y mangé.
C
Nous avons mangé y.
D
Nous avons en mangé

Slide 16 - Quizvraag





Vervang het onderstreepte zinsdeel

Les  élèves posent des questions à leur prof.

Slide 17 - Open vraag





Vervang het onderstreepte zinsdeel

Olivier donne un ticket de film  à sa petite amie.

Slide 18 - Open vraag

Hoe goed ken je de pronom personnel?
😒🙁😐🙂😃

Slide 19 - Poll

L'explication du subjonctif

Slide 20 - Tekstslide

In het Nederlands noemen we deze tijd de aanvoegende wijs. 
voorbeelden:
       > Lang leve de koning!
       > Het ga je goed!
       > Het zij zo.


Slide 21 - Tekstslide

In het Frans: 
     Hoofdzin                  que               bijzin
 

1. wil of wens   
2. noodzaak
3. gevoel                                                   subjonctif
4. twijfel
5. (on)mogelijkheid

Slide 22 - Tekstslide

Noteer de subjonctif

Pourriez-vous m'expliquer l'exercice afin que je puisse continuer?

Slide 23 - Open vraag

Noteer de subjonctif

On prépare une grande fête sans qu'ils le sachent.

Slide 24 - Open vraag

Noteer de subjonctif

Il n'a pas fini son travail quoiqu'il ait suffisamment de temps

Slide 25 - Open vraag

Noteer de subjonctif

Il fait tout pour qu'elle soit heureuse

Slide 26 - Open vraag

Les verbes courir et couvrir
Courir (rennen)

Je cours
Tu cours
Il court
Nous courons
Vous courez
Ils courent
p.c. = j'ai couru

Couvrir (bedekken)

Je couvre
Tu couvres
Il couvre
Nous couvrons
Vous couvrez
Ils couvrent
p.c. = j'ai couvert

Slide 27 - Tekstslide

Le verbes en -ir
finir 

Je finis
Tu finis
Il finit
Nous finissons
Vous finissez
Ils finissent
p.c. J'ai fini

Slide 28 - Tekstslide

Discuter: D-toets Unité 3
Dit is 3.11 Auto-évaluation op de site
(alle onderdelen met 'test')

- Welke onderdelen waren nog lastig?
- Doe de 'extra' onderdelen

Slide 29 - Tekstslide

Woorden bij 'la santé'

Slide 30 - Woordweb

Nous allons faire un exercice de vocabulaire (en ligne)
- Ga naar de site
- Maak van Lire opdracht M.1

Slide 31 - Tekstslide

Nous allons lire le texte 'Comment motiver les ados à manger plus sainement'? (p.95)

Slide 32 - Tekstslide

Hoe goed ken je de woordjes?
😒🙁😐🙂😃

Slide 33 - Poll

Les devoirs pour mercredi:
Maken: Lire Extra Unité 3- Comment motiver les ados à manger plus sainement? (blz.95/96)

Leren: alles voor de toets

Slide 34 - Tekstslide