In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Je hebt net achterin je schrift opgeschreven wat je opgevallen was.
Nu gaan jullie met elkaar delen: overleg met je buur. Ik wil van elk tweetal één opvallend ding van de website. Schrijf het weer op!
Nu gaan we het uitwisselen met elkaar.
Ik vraag kris kras wat jullie als tweetal hebben als antwoord.
Luister goed naar elkaar of je hetzelfde hebt!
De groene groep gaat vast aan
het werk.
Lees de opdrachten goed.
Huiswerk: H3, Woordenschat, opdr. 1, 2 & 3.
In een officiele tekst staan vaak
moeilijke woorden en de zinnen zijn langer.
In zo'n geval moet je woordraadstrategieën gebruiken. Dan begrijp je alles beter.
WOORDRAADSTRATEGIEËN BETEKENIS VAN ONBEKEND WOORD TE VINDEN
1. Synoniem
2. Omschrijving
3. Voorbeeld
4. Tegenstelling
5. Bekend woorddeel
6. Woordenboek
Met de blauwe groep nog even wat extra uitleg.
De oranje groep kan aan de slag.
OFFICIEEL TAALGEBRUIK
(FORMEEL)
In officiële brieven,
formulieren en teksten
wordt vaak
formele taal
gebruikt.
Lees formele teksten goed. De schrijver gebruikt namelijk ingewikkelde zinnen en moeilijke woorden. Kijk of je snapt wat de schrijver wil zeggen:
Welke informatie wil hij geven, wat wil hij van mij, wat moet ik doen?
Vaak staat er een synoniem dat je al kent of wordt er een omschrijving van de lastige woorden gegeven.
Je maakt H3, Woordenschat.
Klaar? Je kunt verder werken aan Woordenschat.
Ook klaar? Je kunt nakijken.