Thema 2 Stoffen BK

Thema 2 Stoffen BK
Basisstof 3: Metalen
1 / 50
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Thema 2 Stoffen BK
Basisstof 3: Metalen

Slide 1 - Tekstslide

Hoe was jullie vakantie?

Slide 2 - Woordweb

Wat is het leukste wat jullie hebben gedaan / meegemaakt deze vakantie?

Slide 3 - Woordweb

waar kijken jullie het meest naar uit de komende periode?

Slide 4 - Woordweb

3. Metalen 
Je sleutels, je fiets, een schaar, schroeven en spijkers. Het zijn allemaal voorwerpen van metaal. Metaal wordt veel gebruikt. Metalen hebben handige eigenschappen.

Slide 5 - Tekstslide

Belangrijke eigenschappen van metalen

• Metalen zijn sterk.
• Metalen kun je goed bewerken.
• Metalen kun je buigen.
• Metalen kun je smelten.

Slide 6 - Tekstslide

Warmtegeleiders
 Metalen zijn goede warmtegeleiders. 

Alle metalen laten warmte goed door. 

Het doorlaten van warmte is per metaal verschillend.

Slide 7 - Tekstslide

Smeltpunt
Metalen hebben verschillende smeltpunten.

Smeltpunt is de temperatuur waar het metaal van vast naar vloeibaar gaat.

Slide 8 - Tekstslide

Roesten
roest
Korrelige, bruine stof die ontstaat op ijzer en staal door vocht en zuurstof.

roesten
Aantasten van ijzer en staal door vocht en zuurstof.
 






Slide 9 - Tekstslide

Oxideren
"Koper en zink oxideren."
Oxideren gebeurd wanneer koper en zink in aanraking komt met zuurstof en water

Na oxidatie blijft koper en zink beschermd

Slide 10 - Tekstslide

Metaal beschermen
vertinnen
Staal bedekken met een heel dun laagje tin.
verzinken
Staal bedekken met een heel dun laagje zink.
verchromen
Staal bedekken met een heel dun laagje chroom.




Slide 11 - Tekstslide

Edelmetalen
Goud en zilver kunnen niet oxideren. Ze blijven glanzen en er komt geen dof laagje op. 

Goud en zilver noem je edelmetalen. Edelmetalen oxideren niet.

Slide 12 - Tekstslide

Tik de metalen die kunnen roesten aan
A
Zilver & Goud
B
Ijzer & Staal
C
Ijzer & Nikkel
D
Brons & Tin

Slide 13 - Quizvraag

Je hebt een metaal wat je met een gasbrander verhit totdat het vloeibaar wordt.
Welke temperatuur heb je bereikt?
A
Het smeltpunt
B
Het kookpunt

Slide 14 - Quizvraag

Metaal is een slechte geleider
A
Waar
B
Niet waar

Slide 15 - Quizvraag

Metaal
Niet-metaal
kurk 
goud
koper 

Slide 16 - Sleepvraag

metaal
plastic 

Slide 17 - Sleepvraag

Juist
Onjuist

Alle metalen geleiden elektrische stroom. 
Alle metalen geleiden warmte.
Alle metalen blinken en hebben een typische metaalglans. 
zuivere metalen zijn gemakkelijk te vervormen. 
Alle metalen hebben dezelfde dichtheid. 
Alle metalen zijn magnetisch. 
Alle metalen hebben hetzelfde smeltpunt. 

Slide 18 - Sleepvraag

Goedemorgen 2B
Leg op je bureau:
Schrift
Ipad (alleen om in te loggen bij lesson up)
je NASK boekje 

Slide 19 - Tekstslide

Weet jij nog een paar eigenschappen van metaal? schrijf ze op!

Slide 20 - Open vraag

12. Metalen glimmen meestal
A
Juist
B
Onjuist

Slide 21 - Quizvraag

Tik de metalen die kunnen roesten aan
A
Zilver & Goud
B
Ijzer & Staal
C
Ijzer & Nikkel
D
Brons & Tin

Slide 22 - Quizvraag

11. Niet-metalen geleiden warmte en elektriciteit beter dan metalen
A
Juist
B
Onjuist

Slide 23 - Quizvraag

Hoe noem je metalen die nooit roesten EN nooit oxideren?
A
Nobel-metalen
B
Edelmetalen
C
Roestvrije metalen
D
Die hebben geen naam

Slide 24 - Quizvraag

Er zijn verschillende stoffen die metalen kunnen aantasten.
Door welke stof wordt een metaal niet aangetast?
A
water
B
zuurstof
C
olie
D
regenwater

Slide 25 - Quizvraag

Metalen kun je goed buigen.
A
Waar
B
Onwaar.

Slide 26 - Quizvraag

Metalen hebben verschillende eigenschappen.
Welke eigenschap hebben alle metalen?

A
Alle metalen hebben een grote dichtheid.
B
Alle metalen roesten.
C
Alle metalen zijn goede warmtegeleiders.
D
Alle metalen zijn magnetisch.

Slide 27 - Quizvraag

Hout, keramiek en glas
basisstof 4

Slide 28 - Tekstslide

Eigenschappen glas
• Glas is doorzichtig.
• Glas kan gekleurd worden.
• Glas kan goed tegen alle soorten vloeistoffen.
• Glas is gemakkelijk schoon te maken.
• Glas is breekbaar.

Slide 29 - Tekstslide

Eigenschappen glas
Glas is doorzichtig.
• Glas kan gekleurd worden.
• Glas kan goed tegen alle soorten vloeistoffen.
• Glas is gemakkelijk schoon te maken.
• Glas is breekbaar.

Slide 30 - Tekstslide

Samenvatting
Glas is doorzichtig en breekbaar, en kan gemakkelijk gekleurd worden.


Glas kan goed tegen alle soorten vloeistoffen en is gemakkelijk schoon te maken.


Glas kun je recyclen. Recyclen betekent hergebruiken.

Slide 31 - Tekstslide

Recyclen
Recyclen betekent: hergebruiken van stoffen. Hergebruiken betekent dat je het opnieuw gebruikt.

 Recyclen is goed voor het milieu. Ook is het goedkoper om oud glas te gebruiken voor nieuw glas. Daardoor zijn minder nieuwe stoffen nodig. 

Slide 32 - Tekstslide

 Glaswol
Glaswol is een dikke deken. Die deken is gemaakt van dunne draden van glas (afbeelding 5). Glaswol wordt gemaakt van glasscherven, zand, soda en kalksteen..

Slide 33 - Tekstslide

Eigenschappen glaswol
• Glaswol is niet brandbaar.
• Glaswol kan goed tegen water.
• Glaswol houdt geluid tegen.
• Glaswol houdt warmte tegen.

Slide 34 - Tekstslide

Samenvatting 

Glaswol is niet brandbaar en kan goed tegen water.
Glaswol houdt geluid en warmte tegen.
Glaswol wordt gebruikt als isolatiemateriaal.

Slide 35 - Tekstslide

Eigenschappen hout

• Hout is stevig.
• Hout is licht.
• Hout kun je goed bewerken.
• Hout is brandbaar.

Slide 36 - Tekstslide

Samenvatting
Hout is een natuurlijk materiaal.
Hout is stevig, licht en brandbaar.
Hout kun je goed bewerken.

Slide 37 - Tekstslide

Keramiek
is gebakken klei.

Gebakken klei is hard maar ook breekbaar.

Als klei gebakken is noemen we het keramiek

Slide 38 - Tekstslide

Samenvatting
Keramiek is gebakken klei.
Klei met grote korrels wordt poreus na het bakken.
Glazuur is een dunne laag glas die op keramiek wordt gebakken.
Keramiek met glazuur noem je dichte keramiek.

Slide 39 - Tekstslide

Aan de slag
Maken opdrachten basisstof 4
thema 2: Stoffen

blz 98 tm 100
opdracht 1 tm 11

Alle blauwe vragen!!!!

Slide 40 - Tekstslide

basisstof 6 

Slide 41 - Tekstslide

 Hst 2.6 "stoffen en veiligheid"
Paragraaf 6: Stoffen en veiligheid

Slide 42 - Tekstslide

Veiligheid

Slide 43 - Tekstslide

2.6 Stoffen en veiligheid

Slide 44 - Tekstslide

Stoffen kunnen gevaarlijk zijn:
• als je aan de stof ruikt;
• als je de stof inslikt;
• als je de stof op je huid krijgt;
• als de stof in je ogen komt;
• als de stof op je kleren valt;
• als je de stof bij een vlam houdt;
• als je de stof mengt met een andere stof.

Slide 45 - Tekstslide

Gevarensymbolen
Gevarensymbolen geven aan wat de gevaren zijn in omgang met de stof

Om veilig te werken met gevaarlijke stoffen maak je gebruik van: 
  • Beschermende kleding
  • Veiligheidsbril
  • kunststof Handschoen
  • Stofmasker 

Slide 46 - Tekstslide

Gevarensymbolen
Als je met stoffen gaat werken, is het belangrijk dat je de gevaren van een stof kent.
Gevaarlijke stoffen hebben
gevarensymbolen. 
Waarschuwen.
Stoffen en veiligheid
veiligheidskaart
Als je met een chemische stof moet werken lees je eerst de veiligheidskaart 
pictogrammen
Met picto's wordt op de verpakking al een hoop informatie gegeven

Slide 47 - Tekstslide

Samenvatting
Stoffen kunnen gevaarlijk zijn, bijvoorbeeld omdat ze giftig, brandbaar of explosief zijn.
 
Met gevaarlijke stoffen moet je altijd voorzichtig zijn.
Op gevaarlijke stoffen staan gevarensymbolen.


Aan de gevarensymbolen kun je zien wat het gevaar van de stof is.
De gevarensymbolen zijn: schadelijk – giftig – explosief – bijtend –ontvlambaar – slecht voor het milieu.



Slide 48 - Tekstslide

Veiligheid schoenen
gehoorbescherming
milieugevaarlijk
Schadelijk

Slide 49 - Sleepvraag

Sleep de gevarensymbolen naar de juiste betekenis
Ontvlambaar
Explosief
Giftig
Schadelijk voor milieu

Slide 50 - Sleepvraag