14/10 Werkwoordspelling 2-6 1mh

1 / 21
volgende
Slide 1: Video
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Video

Slide 2 - Video

't sexy fokschaap 
  • Hele werkwoord - en = de stam
  • Laatste letter van de stam:
    - wel in 't sexy fokschaap > + te (n)
    - niet in 't sexy fokschaap > de (n)

Slide 3 - Tekstslide

Sterke werkwoorden H6
De sterke werkwoorden veranderen 
van klank in de 
verleden tijd.

Slide 4 - Tekstslide

Sterke werkwoorden

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Spelling sterke werkwoorden

  • Schrijf het woord zo kort mogelijk
  • Alleen dubbele letters als dat nodig is voor de uitspraak (hadden)
  • d/t? Kijk naar de meervoudsvorm
Ik vond, want wij vonden
Ik wist, want wij wisten

Slide 7 - Tekstslide

Voltooid deelwoord(vdw)
- Het voltooid deelwoord is een werkwoordsvorm.
- Het voltooid deelwoord geeft aan dat iets is afgelopen 
   (voltooid).
- In een zin met een voltooid deelwoord staat altijd een vorm 
   van hebben, zijn of worden.
- Het voltooid deelwoord heeft soms een voorvoegsel: ge-, be-, ver- enz. Let op met werkwoorden als: beademen, bewegen, enz.

Slide 8 - Tekstslide

Verlengproef
Als een woord géén persoonsvorm is, gebruik je de verlengproef om te weten of het woord op een -t of een -d eindigt.
bv. voltooid deelwoord: Ik heb dat verhaal aan jou verteld. (vertelde=geen persoonsvorm-dus verteld met d)
bv. Hij wordt straks opgehaal...
opgehaalde dus opgehaald

Slide 9 - Tekstslide

Taalverzorging Spelling H5
persoonsvorm verleden tijd (pvvt)

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Zet in de verleden tijd.
Wat gebeurt er met de klank?
WACHTEN
A
de klank verandert
B
de klank blijft gelijk

Slide 12 - Quizvraag

Zet in de verleden tijd.
Wat gebeurt er met de klank?
SLAPEN
A
de klank verandert
B
de klank blijft gelijk

Slide 13 - Quizvraag

Hoe noem je sterke werkwoorden ook wel?
A
klankveranderende werkwoorden
B
klankvaste werkwoorden

Slide 14 - Quizvraag

Welke van deze werkwoorden is een sterk werkwoord

(zoek op in de lijst van sterke werkwoorden blz 196)
A
hopen
B
glijden
C
leiden
D
strooien

Slide 15 - Quizvraag

Roepen, geven en brengen zijn sterke werkwoorden
A
ja, dat klopt
B
nee, brengen is zwak
C
nee, geven is zwak
D
nee, roepen is zwak

Slide 16 - Quizvraag

Sterk of zwak?

DENKEN
A
sterk werkwoord
B
zwak werkwoord

Slide 17 - Quizvraag

Sterk of zwak?

WENSEN
A
sterk werkwoord
B
zwak werkwoord

Slide 18 - Quizvraag

Sterk of zwak?

BIJTEN
A
sterk
B
zwak

Slide 19 - Quizvraag

Sterke werkwoorden
Zwakke werkwoorden
Lopen
Eten
Gamen
Kijken
Voetballen
Bakken

Slide 20 - Sleepvraag

Huiswerk
Maak paragraaf 9

Slide 21 - Tekstslide