2.2 Polaire atoombinding, H-brug en oplosbaarheid (deel 2)

2.2 Polaire atoombinding en oplosbaarheid
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

2.2 Polaire atoombinding en oplosbaarheid

Slide 1 - Tekstslide

Deze les
  • Bespreken vraag 7
  • Uitleg polaire en apolaire atoombindingen
  • Uitleg waterstofbrug
  • Uitleg oplosbaarheid moleculen

  • Maak 4, 5, 6, 8, 9, 10, 11

Slide 2 - Tekstslide

Welke stof heeft het hoogste kookpunt op basis van molecuulmassa?

H2S
H2O
A
H2O
B
H2S

Slide 3 - Quizvraag

Molecuulmassa en kookpunt
Hoe hoger de molecuulmassa, hoe sterker de vanderwaalsbinding, hoe hoger het kookpunt. 
Echter:
H2S      34,081                -60 graden (210 K)
H2O     18,015                100 graden (373 K)
NH3     17,031                 -33 graden (240 K)
PH3      33,994                -88 graden (185 K)

Slide 4 - Tekstslide

Waterstofbruggen
  • OH en NH groepen zijn bijzonder
  • Extra bindingen maken = waterstofbrug (H-brug)
  • Veroorzaakt door polaire atoombinding
  • Die wordt weer veroorzaakt door elektronegativiteit
  • H-brug is sterker dan vanderwaalsbinding, maar minder sterk dan covalente binding



Slide 5 - Tekstslide

Polaire en apolaire atoombinding
  • Elektronegativiteit: Binas 40A
  • Geeft aan hoe hard een kern aan elektronen trekt
  • Verschil betekent kleine lading op atoom


H=2,1 Cl=3,2
Cl trekt iets harder aan elektronen
Gedeeld elektronenpaar zit dichter bij Cl dan H
Cl klein beetje negatief 
H dus een klein beetje positief
δ+
δ

Slide 6 - Tekstslide

Is de atoombinding tussen C en C polair of apolair?
A
polair
B
apolair

Slide 7 - Quizvraag

Regels H-bruggen tekenen
  • Van H molecuul 1 naar O/N molecuul 2
  • Van O/N molecuul 1 naar H molecuul 2
  • streepjes/stipjes
  • O kan 2 H-bruggen aan gaan
  • H en N allebei maar 1 

Slide 8 - Tekstslide

H-brug tekenen
Teken beide structuren 1x over en teken 2 H-bruggen tussen deze moleculen. 

Slide 9 - Tekstslide

Oefenen
  1. Teken tweemaal de structuurformule van propeen, C3H6.
  2. Geef aan welke bindingen tussen en in de twee moleculen voorkomen. Geef ook aan of er (a)polaire atoombindingen aanwezig zijn. 
  3. Herhaal opdracht 1 en 2, maar dan met methanol, CH4O.

Slide 10 - Tekstslide

hydrofiel en hydrofoob
hydros = water
Filos = liefde
Fobos = angst
Moleculen die overwegend polaire bindingen hebben, zijn hydrofiel. 
Moleculen die overwegend apolaire bindingen hebben, zijn hydrofoob.

Slide 11 - Tekstslide

Oplosbaarheid


Hydrofiele stoffen mengen goed met hydrofiele stoffen en lossen goed op in water
Hydrofobe stoffen mengen goed met hydrofobe stoffen en lossen niet goed op in water
Voorbeeld hydrofoob oplosmiddel: wasbenzine (C6H14)
Voor oplosbaarheid geldt:
Soort zoekt soort

Slide 12 - Tekstslide

Wanneer hydrofiel?

  • Hydrofiel als: 1 of meer OH- of NH-groepen (voor H-bruggen) en de rest van het molecuul is niet te groot 
  • Niet te groot = max 4 C's voor 1 OH of NH groep

  • De rest is hydrofoob (vooral te herkennen aan C-H en    C-C bindingen). 

Slide 13 - Tekstslide

Lost deze stof op in water?
A
ja
B
nee

Slide 14 - Quizvraag

Lost deze stof op in water?
A
ja
B
nee

Slide 15 - Quizvraag

Lost deze stof op in water?
A
ja
B
nee

Slide 16 - Quizvraag

Deze les
  • Bespreken vraag 7
  • Uitleg polaire en apolaire atoombindingen
  • Uitleg waterstofbrug
  • Uitleg oplosbaarheid moleculen
  • Maak 4, 5, 6, 8, 9, 10, 11

Slide 17 - Tekstslide