Révision de l'adverbe

1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Le programme pour aujourd'hui
Parler des vacances
Révision de l'adverbe
Les phrases-clés
Les devoirs

Slide 2 - Tekstslide

Qu'est-ce que tu as
fait pendant les vacances?

Slide 3 - Woordweb

Welke antwoordopties bevatten een bijwoord?
A
Elle est jalouse.
B
Ils réfléchissent longtemps.
C
Mon père adore le chocolat.
D
Il m'a demandé gentiment.

Slide 4 - Quizvraag

Révision de l'adverbe
Bijwoord zegt iets over een:
- werkwoord
- bijvoeglijk naamwoord
- ander bijwoord
- hele zin

Een bijvoeglijk nw. zegt iets over een zelfstandig nw.

Slide 5 - Tekstslide

Révision de l'adverbe
Hoe maak je het bijwoord?
Je past het bijvoeglijk naamwoord aan.
1. Eindigt het mannelijke bijv. nw. op een klinker, dan voeg je enkel 'ment' toe. (vrai - vraiment)
2. Eindigt het mannelijke bijv. nw. op een medeklinker, dan pak je de vrouwelijke vorm van bijv. nw. en voeg je daarna 'ment' toe.
(sérieux - sérieuse - sérieusement)

Slide 6 - Tekstslide

Révision de l'adverbe
Eindigt een bijv. nw. op:
-ent  -> -emment          (intelligent - intelligemment)
-ant -> -amment           (constant   - constamment)

Slide 7 - Tekstslide

Révision de l'adverbe
Onregelmatige vormen:
bon                -     bien
meilleur       -     mieux
mauvais      -      mal
gentil            -     gentiment
long               -     longtemps / longuement
rapide           -     vite / rapidement

Slide 8 - Tekstslide

Kies het juiste bijwoord:
Ils parlent ......... l'anglais.
A
mal
B
mauvais
C
difficile
D
mauvaises

Slide 9 - Quizvraag

Geef het juiste bijwoord:
Elle apprend très .......... (makkelijk).

Slide 10 - Open vraag

Kies het juiste bijwoord:
Les élèvent participent ........ (actief).
A
actif
B
active
C
actifement
D
activement

Slide 11 - Quizvraag

Geef het juiste bijwoord: Il faut voyager ............. (lang) pour arriver à Tokyo.

Slide 12 - Open vraag

Kies het juiste bijwoord:
Il est indépendant. Il vit ............... (onafhankelijk).
A
indépendemment
B
indépendment
C
indépendamment
D
indépendement

Slide 13 - Quizvraag

Geef het juiste bijwoord:
Elle chante très .......... (goed).

Slide 14 - Open vraag

Phrases-clés
1. D'abord, tu fais l'exercice 34d/e.
2. Ensuite, tu fais SlimStampen phrases-clés D.

Slide 15 - Tekstslide

Les devoirs
Les devoirs pour mardi le 11 mai:
- Finir l'exercice 34d/e
- Apprendre les phrases-clés D et les notes sur l'adverbe (= bijwoord)

Le 17 mai: Test -> travail écrit (sources CD + I )

Slide 16 - Tekstslide