In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
SO Thema 4 Evolutie
Slide 1 - Tekstslide
Welk kenmerk is een gevolg van analoge ontwikkeling in de evolutie?
A
De hand met vijf vingers bij de koala en de resusapp
B
De klauwen van de witstaartarend en de zeearend
C
De stroomlijnvorm bij de slechtvalk en de dwergpinguïn
D
De vinnen bij de blauwe vinvis en de grote witte haai
Slide 2 - Quizvraag
Plaats de hierboven genoemde stoffen in het juiste vak
Organisch
Anorganisch
Kokosvet
Zetmeel
Aminozuren
Natriumfosfaat (Na3PO4)
Ijzer
Waterstof
Calcium
Koolstofdioxide (CO2)
Slide 3 - Sleepvraag
De coloradoever leeft onder andere op de Aardappel (Solanum tuberosum L.), op de tomaat (Solanum lycopersum L.) en op Bitterzoet (Solanum dulcamara L.). Tot hoeveel soorten en geslachten horen deze drie planten?
A
Tot 1 soort en 3 geslachten
B
Tot 3 soorten en 3 geslachten
C
Tot 1 geslacht en 3 soorten
D
Tot 1 soort en 1 geslacht
Slide 4 - Quizvraag
Welke organismen kunnen zich voortplanten door middel van sporen?
A
Schimmels
B
Slakken
C
Bacteriën
D
Archaea
Slide 5 - Quizvraag
Waaruit bestaan de celwanden van bacteriën?
A
Cellulose
B
Chitine
C
Peptidoglycaan
D
Fosfolipiden
Slide 6 - Quizvraag
Tot welke stam behoren koralen?
A
Geleedpotigen
B
Weekdieren
C
Holtedieren
D
Sponzen
Slide 7 - Quizvraag
Bekijk de afbeelding. De stamboom weergeeft de afstamming van apen en halfapen volgens de evolutietheorie. Aan welke groep zijn de gorilla’s het meest verwant volgens de stamboom?
Slide 8 - Open vraag
Bij bacteriën ligt het DNA los in het cytoplasma.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 9 - Quizvraag
Keukenzout en aminozuren zijn beide organische stoffen.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 10 - Quizvraag
Bij de binaire naamgeving volgt eerst de soortaanduiding en daarna de geslachtsnaam.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 11 - Quizvraag
Heterotrofe organismen kunnen organische stoffen maken uit alleen anorganische stoffen.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 12 - Quizvraag
In een populatie muizen ontbreekt een sterke selectiedruk. In deze populatie verwachten we daarom veel genetische variatie.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 13 - Quizvraag
Schimmels kunnen autotroof of heterotroof zijn.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 14 - Quizvraag
Bij een sterke selectiedruk verandert de allelfrequentie van een populatie niet.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 15 - Quizvraag
Noem 2 factoren die zorgen voor genetische variatie in een populatie
Slide 16 - Open vraag
Waarin verschillen bacteriën van archaea. Noem 2 verschillen.
Slide 17 - Open vraag
’s Zomers als het warm is, zie je soms groene lagen op het water van sloten en meren drijven. Het lijkt alsof er groene olieverf op het water is gemorst. Deze lagen bestaan uit zogenaamde ‘blauwwieren’, die zich bij warm weer in voedselrijk water snel vermeerderen. Blauwwieren zijn geen echte wieren. Het zijn eencellige organismen die wel een celwand en chlorofyl hebben, maar geen celkern en geen bladgroenkorrels. Tot welk rijk behoren blauwwieren?
A
Dieren
B
Bacteriën
C
Planten
D
Schimmels
Slide 18 - Quizvraag
Factor V Leiden (FVL) is een erfelijke bloedstollingziekte. De oorzaak is een verandering in het erfelijk materiaal: een guaninebase is vervangen door een adeninebase. Een persoon met FVL heeft meer kans op het ontstaan van bloedpropjes in het bloed. Die bloedpropjes kunnen leiden tot een verstopping in de bloedvaten. Dit heet trombose. Vrouwen met FVL verliezen bij de bevalling minder bloed dan vrouwen zonder deze ziekte. Een vrouw met FVL kan zowel een hogere als een lagere fitness hebben dan een gezonde vrouw. Leg dit uit.
Slide 19 - Open vraag
Wat kan worden vergeleken om zo'n evolutionaire stamboom zoals in de afbeelding te maken?
Slide 20 - Open vraag
Hoe wordt het verschijnsel genoemd waardoor een kleinere genenpool een andere samenstelling kan krijgen dan de oorspronkelijke genenpool?
Slide 21 - Open vraag
Natuurlijke selectie zorgt ervoor dat een populatie zich door de generaties heen aanpast aan de omgeving. Het verklaart echter niet hoe verschillende soorten ontstaan. Hoe kunnen volgens de evolutietheorie verschillende soorten ontstaan en wat is daarvoor nodig?