Nederlands H6 voorzetsels

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 1

Wat is een synoniem?

1. Twee woorden met dezelfde betekenis
2. Eén woord met twee betekenissen
3. Twee woorden met een verschillende betekenis
4. Geen van deze antwoorden

Non verbaal

1. Communicatie met woorden
2. Communicatie zonder woorden

Abrupt

1. Langzaam
2. Familie zijn van.
3. Woorden maken van andere woorden.
4. Heel plotseling

Wat betekent 'vertolken'?

1. onder woorden brengen
2. versieren
3. regelmatig

Schooltaalwoorden zijn:

1. woorden die je thuis gebruikt
2. woorden die je op school gebruikt
3. woorden die je tegenkomt in opdrachten op school

Wat zijn instructiewoorden?

1. woorden die je vooral thuis gebruikt
2. woorden die je in opdrachten van school vindt
3. woorden die je vooral op school gebruikt

verbaal =

1. met symbolen
2. met tekens
3. met woorden
4. met gebaren

Een zelfstandignaamwoord is:

1. Woorden die aangeven dat je iets doet
2. woorden van mensen, dieren, planten, dingen en eigen namen.

Wat weet je al van voorzetsels?
Kun je een aantal voorbeelden noemen?

Video

Lees eerst de informatie op blz 158 

Bekijk de 2 video's 

1ste video gaat over voorzetsels

2de video gaat over vaste voorzetsels

vragen 

Nu volgen er een aantal vragen over voorzetsels

Heel veel succes 

Welke woorden zijn voorzetsels?
meerdere antwoorden zijn mogelijk

1. hier
2. boven
3. vanwege
4. wachten

Stelling: 'van' en 'bij' zijn ook voorzetsels

1. ja
2. nee

Vul het goede voorzetsels in:
Mohamed luistert graag ______ muziek.

1. op
2. naar
3. in
4. van

Vul het goede voorzetsels in:
Mevrouw van der Werf houdt ____ chocola.

1. van
2. in
3. voor
4. op

Hoe noem je de volgende woordsoorten?

in, op, onder, door

1. lidwoorden
2. voorzetsels
3. telwoorden
4. aanwijzende voornaamwoorden

Welk woorden zijn voorzetsels.
(meerdere antwoorden mogelijk)

1. er
2. naast
3. ook
4. tegenover

Wat zijn voorzetsels?

1. de, het, een
2. in, voor, achter
3. raam, deur, wand
4. voorlezen, voorspelen, voorzeggen

Wat zijn de voorzetsels in deze zin?

1. hij - naar
2. via - de
3. via - naar
4. hij - de

vraag 20: voorzetsels
Die vrouw komt niet in
aanmerking ....... hulp

1. van
2. voor
3. om
4. over

vraag 21: voorzetsels
Heb jij interesse ...... die nieuwe fiets?

1. voor
2. op
3. aan
4. in

Wat zijn de voorzetsels in deze zin?

1. gedurende - in
2. in - het
3. mijn - gedurende
4. zat - ik

In de volgende zin staan … voorzetsels

Met blote voeten loop ik door het warme zand.

1. 1
2. 2
3. 3
4. 4

Wat zijn de voorzetsels in deze zin?

1. onder - met - te
2. onder - met
3. onder - te
4. te - met

De vermoeide reiziger is in de overvolle trein in slaap gevallen.
Hoeveel voorzetsels?

1. 1
2. 2
3. 3
4. 4

Haal alle voorzetsels uit deze zin:

5) Wij moesten tijdens de gymles erg hard lachen.

1. wij
2. tijdens
3. erg
4. -

Ik weet hoe ik voorzetsels in een zin kan vinden.

1. ja
2. nee
3. ik weet het niet zeker

Upload het gemaakte werk