2.3 De Romeinse Republiek

2.3 De Romeinse Republiek
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

2.3 De Romeinse Republiek

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen
  1. Je kunt uitleggen hoe het Romeinse Rijk ontstaan is
  2. Je kunt uitleggen waarom de Romeinen zo succesvol waren in het veroveren van gebieden
  3. Je kunt het bestuur van de Romeinse republiek uitleggen

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kenmerkende aspecten
  • De groei van het Romeinse imperium waardoor de Grieks-Romeinse cultuur zich in Europa verspreidde
  • De confrontatie tussen de Grieks-Romeinse cultuur en de Germaanse cultuur van Noordwest-Europa 

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Geschiedenis van Rome
  • Volgens de mythe gesticht in 753 v. Chr. door Romulus 
  • 7 Etruskische koningen tot 509 v. Chr.
  • Laatste koning Tarquinius Superbus wordt verjaagd --> teveel macht
  • Nooit meer zoveel macht bij één persoon
  • Start republiek

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bestuur van de Republiek
  • Senaat belangrijkste bestuursorgaan
    --> bestaat uit patriciërs (adel) ong. 300 leden.
  • Twee consuls: leiders van de senaat + leger
  • Consuls hebben vetorecht en worden benoemd voor één jaar

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het bestuur van de Romeinse republiek lijkt het meeste op een
A
Democratie
B
Oligarchie
C
Aristocratie
D
Tirannie

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Klassenstrijd
  • Plebejers (volk) hadden geen toegang tot de senaat
  • volksvergadering: moest wetten goedkeuren (iedereen met stemrecht)
  • 367 v. C. --> patriciërs en plebejers werden gelijkgesteld. (inkomen was belangrijk) 
  • nieuwe elite: ´Nobiles´

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Democratisering

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Elite
  • Macht van de elite blijft bestaan
  • Via patronage systeem met cliënten vergroten de 'optimates' hun invloed

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Patronage blz. 48
Volk had wel enige invloed: volksvergaderingen voor Romeinen met burgerrechten en volkstribunen die de stem van het lagere volk vertegenwoordigden.
- Patronage: machtige mannen hadden cliens = mensen uit de lagere klassen die magistraten steunden in bv de volksvergadering en in ruil daarvoor werden zij onderhouden door deze machtige Romeinen --> hoe groter de cliens, hoe machtiger de persoon. (samen lezen)

Slide 11 - Tekstslide

Een cliens was de beschermeling van een patronus. Het was een min of meer formeel aan een patriciër verbonden burger. Het kon een vrijgelaten slaaf van de familie zijn of een nakomeling van een vrijgemaakte slaaf. In ieder geval was het steeds een plebejer.
Het woord cliens was afgeleid van het oudere cluens, wat "hij die hoort" betekent. Hiermee werd aangeduid dat de cliënt de oproep om bij zijn patroon te verschijnen opvolgt. Ons woord cliënt is afgeleid van cliens. 
De clientela verwachtte van de rijke patroon beneficia ("weldaden") van allerlei aard. De cliënt stelde daar officia ("plichten") tegenover, met name in de vorm van obsequium of "volgzaamheid". De Romeinen namen die volgzaamheid letterlijk, want de clientela volgde de patronus niet alleen op straat maar ook op het slagveld.
Veroveringen
  • Romeinen breiden hun rijk uit op twee manieren:
  1. Diplomatie --> bondgenootschappen met lokale heersers
  2. Oorlogvoering --> wanneer diplomatie niet werkte

  • Romeinse leger ontwikkelt zich tot een beroepsleger
  • Aanleggen wegennetwerk zodat het leger zich snel kan verplaatsen

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Punische oorlogen 264 - 146 v. Chr

  • Carthago (Puniërs/Phoeniciërs) breidt zijn macht uit in het Middellandse Zeegebied:  veldheer Hannibal
  • Drie oorlogen waarin uiteindelijk Rome de overwinnaar is

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Belangrijke begrippen
Republiek vanaf 509 v.Chr.

Nog een keer een paar belangrijke begrippen
- Republiek: Een land waar geen koning of keizer aan het hoofd staat.
- Senaat: Vergadering die de Romeinse republiek bestuurde.
- consul: Belangrijkste bestuurder in de romeinse republiek..
- Vetorecht: Het recht om een beslissing tegen te houden.
- Patronage: Een machtige man (de patroon) beschermt burgers van lage afkomst in ruil voor politieke steun 

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent consul?
A
Belangrijkste bestuurder en legeraanvoerder in de Romeinse republiek
B
Belangrijkste bestuurder in de Romeinse republiek
C
De rijkste en belangrijkste man in Rome
D
Hoogste bestuurder in het Romeinse keizerrijk

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom veranderde het Romeinse Rijk van een republiek in een keizerrijk ?
A
Het volk had liever een keizer dan de senaat.
B
De senaat werd geleidelijk opgeheven omdat de senatoren in het westen oorlog aan het voeren waren.
C
Generaals werden machtiger dan de senaat . Burgeroorlogen werden gevoerd door hen om alleenheerser te worden en de senaat buiten spel te zetten.
D
Senatoren werden steeds armer doordat zij meer belasting moesten betalen om de oorlogen te kunnen bekostigen. Doordat de senaat zwakker werd konden alleenheersers zichzelf tot keizer benoemen.

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zou je een indirecte oorzaak kunnen noemen voor het verdwijnen van de republikeinse staatsvorm in Rome?
A
De burgeroorlogen en grootschalige conflicten die de laatste twee eeuwen v.C. het Romeinse Rijk teisterden
B
De machtsgreep van Caesar
C
De overwinningen van Augustus, die na het verslaan van de verdedigers van de republiek alle macht naar zich toetrok
D
Het systeem van patronage, dat ervoor zorgde dat machtige mannen steeds meer macht naar zich toe konden trekken en daarbij met elkaar in conflict kwamen

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Van wanneer tot wanneer was de Romeinse Republiek
A
753 v.Chr. tot 509 v.Chr.
B
753 v.Chr. tot 27 v.Chr.
C
509 v.Chr. tot 27 v.Chr.
D
753 v.Chr. tot het jaar 476.

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel Consuls waren er in de Romeinse Republiek?
A
Één
B
Twee
C
Drie
D
Vier

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wie zaten er in de senaat van de Romeinse Republiek?
A
Alle mannelijke Romeinse burgers
B
Rijke en belangrijke Romeinse mannen.
C
Alle Romeinse burgers
D
Consuls

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wie horen er niet binnen de Romeinse republiek?
A
Consul
B
Senator
C
Keizer
D
Koning

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De Romeinse republiek werd bestuurd door....
A
Magistraten
B
Niemand
C
Keizers
D
Het leger

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe kwam je NIET aan het Romeins burgerrecht
A
Door geboorte (minimaal een van de ouders was geboren Romein)
B
Je werd als slaaf door je eigenaar vrijgelaten en kreeg het burgerrecht.
C
Door in Rome te gaan wonen en werken
D
Door 25 jaar lang in het Romeinse leger te dienen.

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zet de onderstaande cijfers in de juiste tijdsvolgorde:

1 Caesar maakt een eind aan de macht van de senaat en wordt alleenheerser.
2 De stadstaat Rome is een koninkrijk.
3 Germaanse stammen dringen het Romeinse rijk binnen.
4 Het Romeinse rijk wordt een keizerrijk.
5 Rome wordt een republiek onder leiding van de senaat.
A
2 --> 5 --> 1 --> 4 --> 3
B
3 --> 5 --> 1 --> 2 --> 4
C
1 --> 5 --> 2 --> 4 --> 3
D
4 --> 5 --> 1 --> 2 --> 3

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Lees de vijf onderstaande zinnen:

1. In 27 v. C. werd het Romeinse rijk een republiek.
2. De republiek werd bestuurd door keizers.
3. Toen Caesar alleenheerser werd, gaf hij de macht terug aan de senaat.
4. De eerste keizer, Augustus, en zijn opvolgers zorgden voor twee eeuwen van welvaart en vrede.
5. Het West-Romeinse Rijk kwam in 476 ten val.

Welke zinnen zijn juist?
A
Zin 4 en 5
B
Zin 1, 3 en 4
C
Zin 2 en 5
D
Zin 2 ,4 en 5

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk par. 3 opdr. 12 t/m 15

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies