Par. 4.2 Koningstijd, Republiek, keizertijd

Leerdoelen opschrijven
1. Hoe werd het Romeinse Rijk van een monarchie een Republiek?
2. Wie waren de patriciërs en de plebejers?
3. Wat waren de volkstribunen en hoeveel macht hadden ze?

timer
3:00
Volgende les:
Hoe werd het Romeinse Rijk van een Republiek een Keizierrijk?
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 33 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Leerdoelen opschrijven
1. Hoe werd het Romeinse Rijk van een monarchie een Republiek?
2. Wie waren de patriciërs en de plebejers?
3. Wat waren de volkstribunen en hoeveel macht hadden ze?

timer
3:00
Volgende les:
Hoe werd het Romeinse Rijk van een Republiek een Keizierrijk?

Slide 1 - Tekstslide




27/01 Par. 4.1 Van stadstaat tot wereldrijk
30/01 Par. 4.1 Van stadstaat tot wereldrijk
03/02 Par. 4.1 Van stadstaat tot wereldrijk
06/02 Par. 4.2 Koningstijd, republiek, keizertijd
10/02 Par. 4.2 Koningstijd, republiek, keizertijd
13/02 Par. 4.2 Koningstijd, republiek, keizertijd
17/02 SO par. 4.1 en 4.2
20/02 -
Voorjaarsvakantie
03/03 Par. 4.3 Aan de limes
06/03 Par. 4.3 Aan de limes

10/03 Par. 4.4 Het einde van het West-Romeinse Rijk
13/03 Par. 4.4 Het einde van het West-Romeinse Rijk
17/03 Par. 4.4 Het einde van het West-Romeinse Rijk
20/03 Extra
24/03 Herhalen

Studiewijzer
TOETSWEEK 3
H4 par. 4.1 t/m 4.4

Slide 2 - Tekstslide

Vandaag:
1. Uitleg par. 4.2
2. Opdrachten maken en bespreken
3. Leerdoelen bespreken
4. Afsluiten
Tijd over? Filmpje kijken

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Romeinse koninkrijk
  • Periode tussen 750 v.chr  en 500 was Rome een koninkrijk (monarchie)
  • Ideale ligging bij zee (handel) en de rivier de Tiber.
  • De laatste Romeinse koning: Tarquinius Superbus was een wrede tiran.

Slide 5 - Tekstslide

Van Koningstijd naar Republiek
Superbus werd verjaagd door de Romeinen (te arrogant en wreed) = MONARCHIE werd afgeschaft!
  • Macht mocht niet bij één persoon rusten.
  • Macht mocht niet erfelijk zijn. 
  • Rome werd een REPUBLIEK: regelmatig leiders kiezen en de macht wordt gedeeld tussen de senaat en de consuls. 
  • Rome had vanaf nu twee consuls die voor één jaar werden gekozen door Romeinse burgers. 

Slide 6 - Tekstslide

De romeinse republiek
  • Een staat zonder Koning.
  • Rijke families waren de baas.
  • De meeste macht kwam toen in de handen van de senaat, een vergadering van 300 mannen uit rijke families. 

Slide 7 - Tekstslide

Romeinse senaat
De Romeinse Senaat
Senaat: vergadering van alle rijke mannen van Rome, de senatoren (soort Tweede Kamer).

Slide 8 - Tekstslide

De Romeinse Republiek: bestuur
Senaat: vergadering van alle rijke mannen van Rome, de senatoren (soort Tweede Kamer).
  • Elk jaar koos het volk 2 consuls .
  • Consuls: leidden de senaat en voerden de besluiten van de senatoren uit. 
- Democratie?
- Armen en vrouwen? 

Slide 9 - Tekstslide

Het Romeinse volk...
Waren ontevreden over het nieuwe bestuur en beginnen te staken!
Resultaat: opkomst van het volkstribunen in het volksvergadering!
  • Volkstribuun: om de gewone mensen te beschermen en te steunen! Hoe? Elk volkstribuun had veto-recht (alle beslissingen tegenhouden).

Slide 10 - Tekstslide

Hoe kwam je in de senaat?
  • Topambtenaren werden ook gekozen via verkiezingen.
  • Dit was een tijdelijke baan en voor meerdere mannen tegelijk.
  • Je kon in de Senaat komen als je topambtenaar was geweest.
  • Had je ooit in de Senaat gezeten? Dan kon je ook consul worden.

Slide 11 - Tekstslide

Patriciërs en plebejers
  1. Patriciërs: Rijke mensen, bestuurders 
  2. Plebejers: Ambachtslieden en kooplieden
  3. Plebejers: Boeren
  4. Proletariërs: Arme boeren die naar de stad moesten trekken voor inkomen. 
  5. Slaven

Slide 12 - Tekstslide

Patriciërs en plebejers
  • De Senaat bestond uit mannen uit de elite: de patriciërs. 
  • Patriciërs mochten alleen trouwen met iemand die ook uit zo'n voorname familie kwam. 
  • Plebejers waren de gewonen mensen die in de stad woonden. (plebs betekent "volk" of "massa"). Ze mochten stemmen, maar haddenweinig invloed op het bestuur. Veel plebejers waren soldaten in het romeinse leger. 


Slide 13 - Tekstslide

Verkiezingen 
  • De stemmen van patriciërs waren meer waard dan die van plebejers.
  • Patriciërs stemden vooral op elkaar.
  • Je kon alleen stemmen in Rome.
  • Vrouwen hadden geen stemrecht en mochten niet gekozen worden.

Slide 14 - Tekstslide

In 494 v.Chr. kwamen de plebejers in opstand
Oplossing: 
  • Plebejers mochten ieder jaar tien de volkstribunen kiezen:
- kwamen op voor de belangen van alle burgers!
- vetorecht: zo konden elk belissing van de Senaat of de consuls tegen houden. 
  • Een consul moet plebejer zijn.
  • De belangrijkste wetten werden opgeschreven, zo wist ieder burger wat hun rechten waren. 

Slide 15 - Tekstslide

Opdrachten maken en  bespreken
Werkboek blz. 85 en 86 opdrachten 1, 3 en 4

Max. 15 minuten, daarna bespreken
Eerder klaar? Antwoord de leerdoelen!
Zelfstandig en in stilte

timer
15:00

Slide 16 - Tekstslide

Leerdoelen bespreken
1. Hoe werd het Romeinse Rijk van een monarchie een Republiek?
2. Wie waren de patriciërs en de plebejers?
3. Wat waren de volkstribunen en hoeveel macht hadden ze?

Slide 17 - Tekstslide

2. Welke sociale verschillen waren er in het rijk?
Groot verschil tussen rijk en arm, vooral in Rome (1 miljoen inwoners)
-vanaf de 3e eeuw trokken veel arme boeren naar de stad en werden proletariaat (bezitloze armen)
- 25% had te weinig geld om te leven
- grond was de belangrijkste bron van welvaart: daar werkten boeren en slaven. 
Boeren moesten een deel van hun oogst afstaan aan de eigenaar van de grond. 
Rijke families hadden latifundia, grote landbouwbedrijven waarop slaven werkten. 

Slide 18 - Tekstslide

Romeinse flat
Romeinse villa

Slide 19 - Tekstslide

Julius Caesar (1)
Generaals werden niet langer elk jaar vervangen = grote gebeiden veroveren en hechte band met soldaten, zoals JULIUS CEASAR.


Slide 20 - Tekstslide

Julius Caesar (2)
Vanaf 1e eeuw v.Chr. was hij heel machtiger en rijk door:
  • Verovering van Gallië (Frankrijk en België)
  • Zijn soldaten profiterden van de oorlogsbuit. Hij kreeg daardoor alle steun van zijn soldaten.
  • Rijkste Romeinen van zijn tijd = politeke macht!

Slide 21 - Tekstslide

Julius Caesar (3)
Gebruikte, net zoals andere legercommandenten, het volkstribunen om toch hun zin te krijgen of om machtiger te worden. 

Slide 22 - Tekstslide

Burgeroorlog
Burgeroorlog: oorlog tegen twee of meerdere groepen uit hetzelfde land of van hetzelfde volk. 

Oude Rome: De generaals vochten tegen elkaar. De generaal die de oorlog won, werd "consul zonder collega" of dictator, voor zes maanden. 

Slide 23 - Tekstslide

Van Republiek naar Keizerrijk
Dictator / tiraan


Alleenheerser dat aan de macht gekomen was niet door uitverkiezing en evenmin door erfrecht, maar door een staatsgreep, steunend op een lijfwacht of militie (eigen leiger)

Slide 24 - Tekstslide

Julius Caesar 
Schakkelde alle andere legercommandanten en wordt didactor voor het leven!

EN TOEN... werd hij vermoord door andere senatoren. 

Slide 25 - Tekstslide

Feiten en meningen 
Feit: Julius Ceaser werd vermoord.
Mening: Iedereen kan een andere mening hebben over zijn dood.


Slide 26 - Tekstslide

Na de dood van Julius Caesar... 
Braak opnieuw burgeroorlogen uit: 
  • Aanhangers van Caesar vs zijn moordenaars.
  • Aanhangers van Caesar onderling, zoals Octavianus en Marcus Antonius.

Slide 27 - Tekstslide

Octavianus vs Marcus Antonius (en Cleopatra)  (1)
Na de dood van Ceasar:
  • Octavianus (Ceasar's achterneef) en Marcus Antonius wilden allebei de macht hebben. 
  • Marcus Antonius trouwden met Cleopatra en had een bondgenootschap met Egypte.
  • Octavianus kreeg volle macht in Rome en keert heel Rome tegen Marcus Antonius. 

Slide 28 - Tekstslide

Octavianus vs Marcus Antonius (en Cleopatra)  (2)
  • Octavianus verklaat Egypte de oorlog. 
  • Marcus Antonius heeft geen macht in het Romeinse Rijk en lijkt zijn en Cleopatra's macht te verliezen. 
  • Marcus en Cleopatra plegen zelfmoord.

Slide 29 - Tekstslide

OCTAVIANUS AAN DE MACHT! (2)

Slide 30 - Tekstslide

Begin van het Keizertijd 
Heeft de Republiek gered en uit dankbaarheid kreeg de hij van de senaat de eretitel "Augustus" (verheven) en veel privileges en rechten: 
  • Opperbevelhebber van het leger, met toezicht van het schatkist.
  • Hoogste priester
  • Jarenlang consul
  • Veto-recht in het volkstribuun
  • Egyptische graanvoorraad was zijn privé bezit!
Hij had ALLE macht!

Slide 31 - Tekstslide

De Keizertijd 
De keizer was nu de baas en had een apart keizerlijk bestuur: Augustus benoemde zijn eigen mensen voor politieke posities.
  • De Senaat, de consuls en het volkstribuun bleef bestaan, maar Augutus had alle macht!, 

Slide 32 - Tekstslide

Staatsinrichting
  • Monachie: koning of een keizer zijn de baas. 
  • Democratische monachie: koning of koningin, maar de volksvertenwoordiging is de baas. Ook de regering (de ministers) moeten doen wat de volksvertenwoordiging wil. Nederland is een constitutionele democratie!
  • Moderne Republiek: president gekozen door het volk, maar moeten hun macht delen met de regering en het parlement.

Slide 33 - Tekstslide