20211118 VEZO321AH niveau 3 werkwoordspelling 1v3

Nederlands
VEZO321AH
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Nederlands
VEZO321AH

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Werkwoordspelling - tegenwoordige tijd.
  • Werkwoordspelling - verleden tijd.

Slide 3 - Tekstslide

Tegenwoordige tijd = nu

(varen) De visser _____ het meer op.
A
vaard
B
vaart
C
vaarde
D
vart

Slide 4 - Quizvraag

Deze week ___ onze keuken gerenoveerd.
(tegenwoordige tijd)
A
word
B
werd
C
wordt
D
werdt

Slide 5 - Quizvraag

Vinden - Tegenwoordige tijd
Hoe … je zus haar nieuwe school?
A
Vind
B
Vindt
C
Vond
D
Vondt

Slide 6 - Quizvraag

werkwoordspelling tegenwoordige tijd: wat is goed?
A
hij bediend
B
hij bedient
C
hij bediendt
D
hij bediende

Slide 7 - Quizvraag


Vervoeg in de tegenwoordige tijd.
A
vind
B
vint
C
vindt
D
vond

Slide 8 - Quizvraag


Vervoeg in de tegenwoordige tijd.
A
gebruikt
B
gebruikd
C
gebruikte
D
gebruiken

Slide 9 - Quizvraag

En nu de verleden tijd
In het Nederlands zijn er twee soorten werkwoorden: sterke werkwoorden en zwakke werkwoorden
  • Sterke werkwoorden veranderen van klank in de verleden tijd. Bijvoorbeeld lopen --> liepen
  • Zwakke werkwoorden houden dezelfde klank, maar er komt -te of -de achter: maken  --> maakten         vullen --> vulden

Slide 10 - Tekstslide

Welke werkwoordsvorm in de verleden tijd is juist?

Jan en Marijke...... (lopen) gisteren naar school
A
liep
B
liepen
C
loopte
D
loopten

Slide 11 - Quizvraag

Mijn ouders.... (kijken) niet zo blij toen ik te laat thuis was
A
keken
B
keek
C
kijkten
D
kijkte

Slide 12 - Quizvraag

Martine ............ (dansen) vorige week heel wild op het feest
A
dansde
B
dansden
C
danste
D
dansten

Slide 13 - Quizvraag

Zelfwerktijd
Studiemeter > Via Starttaal online > 2F > werkwoordspelling

tegenwoordige tijd oefening 1 t/m 5
verleden tijd oefening 1 t/m 5





Slide 14 - Tekstslide

TOETS

02-12: TOETS: WERKWOORDSPELLING







Slide 15 - Tekstslide

Terugblik
  • Werkwoordspelling - tegenwoordige tijd.
  • Werkwoordspelling - verleden tijd.

Slide 16 - Tekstslide