Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
werkwoordspelling
Werkwoordspelling
1 / 27
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
In deze les zitten
27 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Lesduur is:
60 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Werkwoordspelling
Slide 1 - Tekstslide
Deze les leer je/herhaal je
Hoe werkwoorden worden vervoegd
Hoe je werkwoorden schrijft in
d
e tegenwoordige tijd
Hoe je werkwoorden schrijft
in de verleden tijd
Hoe je werkwoorden schrijft
in de voltooide tijd
Slide 2 - Tekstslide
Tegenwoordige tijd = nu
(varen) De visser _____ het meer op.
A
vaard
B
vaart
C
vaarde
D
vart
Slide 3 - Quizvraag
Deze week ___ onze keuken gerenoveerd.
(tegenwoordige tijd)
A
word
B
werd
C
wordt
D
werdt
Slide 4 - Quizvraag
Wat is juist?
.... jij de lente ook zo fijn?
A
Vindt
B
Vin
C
Vind
D
Vint
Slide 5 - Quizvraag
Vinden - Tegenwoordige tijd
Hoe … je zus haar nieuwe school?
A
vind
B
vindt
C
vond
D
vondt
Slide 6 - Quizvraag
Vinden - tegenwoordige tijd
Hoe .... je jouw nieuwe baantje?
A
vind
B
vindt
C
vond
D
vondt
Slide 7 - Quizvraag
Vinden - tegenwoordige tijd
Wat ..... je broer de mooiste auto?
A
vind
B
vint
C
vindt
D
vond
Slide 8 - Quizvraag
werkwoordspelling tegenwoordige tijd: wat is goed?
A
hij bediend
B
hij bedient
C
hij bediendt
D
hij bediende
Slide 9 - Quizvraag
A
Slide 10 - Quizvraag
Vervoeg in de
tegenwoordige tijd
.
A
gebruikt
B
gebruikd
C
gebruikte
D
gebruiken
Slide 11 - Quizvraag
Nu de verleden tijd
In het Nederlands zijn er twee soorten werkwoorden:
sterke
werkwoorden en
zwakke
werkwoorden
Sterke werkwoorden veranderen van klank in de verleden tijd. Bijvoorbeeld lopen --> l
ie
pen
Zwakke werkwoorden houden dezelfde klank, maar er komt -te(n) of -de(n) achter: maken --> maak
te(n)
vullen --> vul
de(n)
Slide 12 - Tekstslide
Welke werkwoordsvorm in de verleden tijd is juist?
Jan en Marijke...... (lopen) gisteren naar school
A
liep
B
liepen
C
loopte
D
loopten
Slide 13 - Quizvraag
Mijn ouders.... (kijken) niet zo blij toen ik te laat thuis was.
A
keken
B
keek
C
kijkten
D
kijkte
Slide 14 - Quizvraag
Martine ............ (dansen) vorige week heel wild op het feest
A
dansde
B
dansden
C
danste
D
dansten
Slide 15 - Quizvraag
Vroeger ...... (leven) de mensen in holen en hutjes.
A
leven
B
leevden
C
leefde
D
leefden
Slide 16 - Quizvraag
Toen ik 6 jaar was, ..... ik naar Nederland.
A
verhuisde
B
verhuizde
C
verhuis
D
verhuiste
Slide 17 - Quizvraag
voltooide tijd.......
......
wordt gebruikt als iets af is, klaar is.
Het voltooid deelwoord is geen persoonsvorm, want er moet altijd een andere werkwoord bij:
hebben
of
zijn
.
lopen: ik heb gelopen, ik had gelopen
lezen: we hebben gelezen, we hadden gelezen
verdwalen: we zijn verdwaald, hij was verdwaald
Slide 18 - Tekstslide
Typ hier jouw voltooid deelwoorden bij de werkwoorden:
lopen, dansen, zwaaien, eten, sporten, halen, wandelen, lachen, knipogen, winnen
Slide 19 - Open vraag
lopen
dansen
zwaaien
eten
sporten
halen
wandelen
lachen
knipogen
winnen
gelopen
gedanst
gezwaaide
gegeten
gesport
gehaald
gewandeld
gelachen
geknipoogd
gewonnen
Slide 20 - Tekstslide
Welk voltooid deelwoord is correct?
Ik heb heel hard naar school .... (fietsen)
A
gefietsen
B
gefietsd
C
gefietst
D
gefietste
Slide 21 - Quizvraag
welk voltooid deelwoord is correct?
Ik heb drie boeken ..... (lezen)
A
geleest
B
geleesd
C
gelazen
D
gelezen
Slide 22 - Quizvraag
Welk voltooid deelwoord is goed?
Ik heb de oude vrouw ..... (helpen)
A
geholpen
B
gehelpen
C
gehelpt
D
gehelpd
Slide 23 - Quizvraag
Welk voltooid deelwoord is goed?
Ik heb de oude vrouw ..... (helpen)
A
geholpen
B
gehelpen
C
gehelpt
D
gehelpd
Slide 24 - Quizvraag
Ik had hem echt niet ......(herkennen)!
A
herkent
B
herkennen
C
geherkend
D
herkend
Slide 25 - Quizvraag
Hij .................. (verzamelen) tegenwoordig postzegels.
A
verzameld
B
verzameldt
C
verzamelt
D
verzamelde
Slide 26 - Quizvraag
Vroeger heb ik ook postzegels ...... (verzamelen).
A
verzameld
B
verzamelen
C
verzamelt
D
verzameldt
Slide 27 - Quizvraag
Meer lessen zoals deze
werkwoordspelling
April 2024
- Les met
24 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
werkwoordspelling tt, vt en vd herhaling les 1
Maart 2024
- Les met
34 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
Werkwoordspelling
Februari 2024
- Les met
23 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
werkwoordspelling
Juni 2023
- Les met
47 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
werkwoordspelling !
Oktober 2022
- Les met
29 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
werkwoordspelling !
Februari 2023
- Les met
30 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
werkwoordspelling
Januari 2023
- Les met
23 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
werkwoordspelling 2F
Januari 2023
- Les met
21 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1