Oefenvragen DNA 5V

Oefenvragen
5V DNA
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Oefenvragen
5V DNA

Slide 1 - Tekstslide

Een student doet onderzoek naar de nucleotidensamenstelling van een bepaald stuk dubbelstrengs DNA. Hij gebruikt hiervoor het mRNA dat gevormd is door transcriptie van dit bepaalde stuk DNA. Dit mRNA bestaat voor 45% uit adenine, voor 15% uit cytosine, voor 25% uit guanine en voor 15% uit uracil. Op grond van deze gegevens kan de nucleotidensamenstelling van het corresponderende DNA worden afgeleid.
Wat is de procentuele verdeling van de verschillende nucleotiden in dit stuk DNA?

A
20% A, 30% C, 30% G, 20% T
B
25% A, 45 % C, 15% G, 15% T
C
30% A, 20% c, 20% G, 30% T
D
45% A, 15% C, 25% G, 15% T

Slide 2 - Quizvraag

Een onderzoeker wil een bepaald enzym veranderen door op een bepaalde plaats in het enzymmolecuul het aminozuur methionine te vervangen door arginine. Het blijkt dat dit mogelijk is door in het DNA in de template streng (= matrijsstreng) één nucleotide te vervangen. Welk nucleotide in de template streng moet hij dan vervangen?
A
een nucleotide met adenine
B
een nucleotide met cytosine
C
een nucleotide met guanine
D
een nucleotide met uracil

Slide 3 - Quizvraag

Alleen in mitochondriën is het enzym DNA-polymerase-γ actief. Dit enzym
kopieert, controleert en repareert het mtDNA. Het gen voor dit enzym bevindt
zich niet in de mitochondriën, maar in de celkern.
In een cel kunnen de volgende processen optreden:
1 replicatie; 2 splicing; 3 transcriptie; 4 translatie
A
2-3-4
B
3-2-4
C
3-4-2
D
1-3-2-4

Slide 4 - Quizvraag

DNA fingerprints die gebruikt worden in de rechtszaal lijken een beetje op de streepjescodes zoals je die op produkten in de supermarkten aantreft. Het patroon van de streepjes in een fingerprint komt overeen met
A
de aanwezigheid van DNA-fragmenten van verschillende grootte
B
de volgorde van de genen op bepaalde chromosomen
C
de aanwezigheid van dominante en recessieve allelen voor bepaalde eigenschappen
D
de volgorde van basen in een bepaald gen

Slide 5 - Quizvraag

De foutenfrequentie bij de RNA-synthese is hoger dan die bij de DNA-synthese en bovendien ontbreekt het reparatiemechanisme. Toch hebben fouten bij de RNA-synthese minder blijvende gevolgen voor een mens of diens nageslacht dan fouten bij de DNA-synthese. Hierover worden een aantal beweringen gedaan. Welk of welke van onderstaande beweringen zijn juist?
1 Tijdens de interfase wordt RNA korte tijd gebruikt en dan vervangen; DNA wordt niet vervangen.
2 De veranderingen in RNA worden niet blijvend overgedragen op nakomelingen; die in DNA in sommige gevallen wel.
3 Bij deling wordt alleen DNA en geen RNA naar de nieuw gevormde cellen overgebracht.
A
Antwoord 1 en 2
B
Antwoord 1 en 3
C
Antwoord 2 en 3
D
Antwoord 1, 2 en 3

Slide 6 - Quizvraag


Transcriptie
Een DNA-fragment dat is geïsoleerd uit een Coli-bacterie heeft de volgende volgorde:

    5' – GTAGCCTACCCATAGG – 3' (coderende streng)

Vanaf de template- of matrijsstreng wordt mRNA gemaakt.
Welke basenvolgorde heeft dit mRNA?

A
3' --CAUCGGAUGGGUAUCC-- 5'
B
5' --GUAGCCUACCCAUAGG-- 3'
C
5' --GGAUACCCAUCCGAUG-- 3'
D
5' --CACAGAUACCCAGAUG-- 3'

Slide 7 - Quizvraag

In de afbeelding hiernaast zie je een tRNA-molecuul.

Een tRNA bindt aan een stukje van een mRNA molecuul.

Welke code is afgelezen op het DNA om dit stukje mRNA te maken?
A
GAA
B
CTT
C
AAG
D
CUU

Slide 8 - Quizvraag

Hieronder staan een aantal combinaties van begrippen. Welke hebben het minste met elkaar te maken?
A
Helicase en DNA-polymerase
B
Helicase en RNA-polymerase
C
DNA-polymerase en primer
D
Helicase en replicatie

Slide 9 - Quizvraag

Transcriptie vindt plaats langs welke DNA streng?
A
coderende streng
B
template streng

Slide 10 - Quizvraag

Wat is een primer?
A
Stukje DNA gemaakt door ligase
B
Stukje RNA gemaakt door primase
C
Stukje RNA gemaakt door polymerase
D
Stukje DNA gemaakt door helicase

Slide 11 - Quizvraag

Wat hoort waarbij?
Transcriptie 
DNA-replicatie
Translatie
DNA-polymerase koppelt DNA-nucleotiden aan een oude keten
Langs DNA wordt RNA gevormd
Het proces stopt bij een stopcodon
Het proces stopt waneer het hele genoom in een cel is gekopieerd

Ribosomen vertalen RNA in een aminozuurketen
Er worden twee nieuwe DNA-ketens gevormd

Slide 12 - Sleepvraag

Hoe wordt een DNA molecuul altijd afgelezen?
A
Van 5' uiteinde naar 3' uiteinde
B
Van 3' uiteinde naar 5' uiteinde

Slide 13 - Quizvraag

Op welke volgorde zijn de onderstaande enzymen nodig voor een succesvolle replicatie van het DNA de volgende streng?
Ligase 
polymerase
Helicase
primase 

Slide 14 - Sleepvraag

Sleep de juiste mutatie naar de juiste uitleg....
Een verandering in het aantal chromosomen in de cel
Een verandering in de unieke combinatie van allelelen van homologe chromosomen
Een verandering in één nucleotidepaar
Puntmutatie
Genoommutatie
Chromosoommutatie

Slide 15 - Sleepvraag

enhancer DNA
transcriptiefactoren
promotor
gen
RNA-polymerase
activatoreiwitten

Slide 16 - Sleepvraag

Wat is een restrictie-enzym?
A
Is gelabeld nucleotide gebruikt bij sequencen
B
Verbreekt waterstoffenbruggen bij replicatie
C
Kan Okazaki-fragementen aan elkaar koppelen
D
Herkent specifieke nucleotidesequentie en knippen DNA daar door

Slide 17 - Quizvraag

Met welk enzym begint transcriptie?
A
RNA polymerase
B
transcriptiefactoren
C
spliceosomen
D
DNA polymerase

Slide 18 - Quizvraag

Uit welke onderdelen bestaat een nucleotide? Sleep die naar het blauwe vlak
Nucleotide

Base
Basenpaar
Suikermolecuul
Fosfaatgroep
Chromosomen
DNA-polymerase

Slide 19 - Sleepvraag

Hoe noemen we de niet coderende stukken in DNA?
A
introns
B
exons

Slide 20 - Quizvraag

Uit welke onderdelen bestaat een DNA nucleotide?
A
fosfaatgroep en stikstof base
B
fosfaatgroep, stikstofbase en suikermolecuul
C
OH-groep en fosfaatgroep
D
adenine, guanine, cytosine en thymidine

Slide 21 - Quizvraag

Aan welke kant van het DNA molecuul bevindt zich het 5' uiteinde?
A
Bij B en D
B
Bij A en D
C
Bij A en C
D
Bij C en D

Slide 22 - Quizvraag

Transcriptie is het proces waarbij ... wordt omgezet in ...
A
DNA -> mRNA
B
mRNA -> eiwit
C
pre-mRNA -> mRNA
D
eiwit -> mRNA

Slide 23 - Quizvraag

Wat is de verzamelnaam van technieken waarbij organismen worden gebruikt om producten te maken voor de mens?
A
DNA- recombinant techniek
B
Genetische modificatie
C
Biotechnologie
D
Klonen

Slide 24 - Quizvraag

Sleep de juiste definitie naar de juiste uitleg....
Aan- of uitzetten van genen in een cel
DNA - RNA - eiwit
Cellen die zich kunnen ontwikkelen tot elk celtype
Geprogrammeerde celdood
Bestudeert omkeerbare veranderingen in DNA  zonder verandering in  nucleotiodevolgorde
Genregulatie
Genexpressie
Apoptose
Stamcellen
Epigenetica

Slide 25 - Sleepvraag


Wat wordt er gedaan bij recombinant-DNA-techniek?
A
Met behulp van bacteriën wordt van melk yoghurt gemaakt.
B
In het DNA van een organisme wordt nieuwe erfelijke informatie aangebracht.
C
Door het gebruik van gisten wordt brood, bier en wijn bereid.
D
Nieuwe klonen worden gemaakt van gunstige organismen.

Slide 26 - Quizvraag

Welke vormen van DNA zijn er
A
kern DNA
B
mitochondriaal DNA
C
chloroplast DNA
D
alle drie

Slide 27 - Quizvraag

De stikstofbases C en G zijn altijd complementair aanwezig in DNA. Waarom?
A
dit wordt geregeld tijdens DNA-replicatie
B
er zijn drie H-bruggen mogelijk
C
er zijn twee H-bruggen mogelijk
D
dit wordt geregeld tijdens mitose

Slide 28 - Quizvraag

Hoe heet het kleine DNA in bacteriën
A
kern DNA
B
plasmide
C
groot cirkelvormig DNA

Slide 29 - Quizvraag

Welke mutaties hebben veelal grotere gevolgen?
A
Mutaties in DNA van lichaamscellen
B
Chromosoommutaties in DNA van geslachtscellen
C
Mutaties in niet-coderend DNA
D
Puntmutaties in coderend DNA

Slide 30 - Quizvraag

Wat doet DNA-ligase?
A
De DNA ketens uit elkaar halen
B
De Okazaki fragmenten aan elkaar koppelen
C
Nieuwe nucleotiden inbouwen
D
Startpunt van replicatie

Slide 31 - Quizvraag

Zie plaatje: Hoe noemen we de met 'b' aangegeven lijn van het DNA?
A
Okazaki fragment
B
Lagging strand
C
DNA polymerase III
D
Leading strand

Slide 32 - Quizvraag

Welk voorbeeld van
biotechnologie zie je
hier (cannabis)?
A
Weefselkweek
B
Klonen
C
Polyploïdie
D
Recombinant-DNA-techniek

Slide 33 - Quizvraag

Welk voorbeeld van
biotechnologie zie je
hiernaast?
A
Weefselkweek
B
Klonen
C
Polyploïdie
D
Recombinant-DNA-techniek

Slide 34 - Quizvraag

Welk voorbeeld van
biotechnologie zie je
hier?
A
Weefselkweek
B
Klonen
C
Polyploïdie
D
Recombinant-DNA-techniek

Slide 35 - Quizvraag

Maak de dubbele streng van het DNA molecuul compleet

Slide 36 - Sleepvraag

Sleep de juiste definitie naar de juiste uitleg....
Aan- of uitzetten van genen in een cel
DNA - RNA - eiwit
Cellen die zich kunnen ontwikkelen tot elk celtype
Geprogrammeerde celdood
Bestudeert omkeerbare veranderingen in DNA  zonder verandering in  nucleotiodevolgorde
Genregulatie
Genexpressie
Apoptose
Stamcellen
Epigenetica

Slide 37 - Sleepvraag

Primase
RNA Primer
SSBP's
DNA-polymerase
Helicase
Okazaki fragment
DNA-ligase

Slide 38 - Sleepvraag

Welk stuk RNA moet er bij de transcriptie van dit DNA gemaakt worden?
Kies de juiste. 
C
C
A
T
G
C
C
A
U
G
G
G
T
A
C
G
G
U
A
C

Slide 39 - Sleepvraag