7.3 Enkelvoudige ionaire verbindingen

Hoe is een atoom opgebouwd?
1 / 35
volgende
Slide 1: Open vraag
ScheikundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Hoe is een atoom opgebouwd?

Slide 1 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Atoombouw; schillen
In de schillen zitten de elektronen.

Slide 3 - Tekstslide

De schillen om de kern hebben allemaal een andere naam:

K-schil, L-schil, M-schil, alfabetisch verder.
Iedere schil heeft zijn maximale vulling.

K-schil: maximaal 2 elektronen
L-schil: maximaal 8 elektronen
M-schil: maximaal 8 elektronen

e- = elektron
scheikunde

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Soms neemt een atoom extra elektronen op of geeft het elektronen weg.

Alleen elektronen, want die zitten aan de buitenkant van een atoom.

Het deeltje dat ontstaat het een ion
Atomen hebben soms een elektrische lading

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Atomen willen graag allemaal op een edelgas lijken: een even aantal electronen in de buitenste schil 

Dat kan alleen maar door iets aan het aantal elektronen te doen.
Waarom?

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ionen
Ionen zijn geladen deeltjes. 
Twee verschillende ionen kunnen samen een ionaire verbinding vormen. Dit wordt ook wel een zout genoemd.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ionbinding


  • Aantrekking tussen + en - ionen noem je de ionbinding.

  • In zout zijn ionen gerangschikt in een ionrooster.
  • Een positief ion en een negatief ion kunnen samen een ionaire verbinding (zout) vormen.
  • Het positieve ion is een metaal
  • Het negatieve ion een niet-metaal

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Enkelvoudig negatief ion
Een atoom dat elektronen (e-) opneemt bevat meer elektronen dan protonen (p+). 
De lading van dit ion is dan dus negatief.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Enkelvoudig positief ion
Als een atoom een elektron afstaat, dan heeft deze dus meer protonen (p+) dan elektronen (e-). Dit atoom is dan positief geladen.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ionen met hun lading en plek in Periodiek Systeem
metaalionen:
hebben altijd een positieve lading
Voor groep 3 t/m 12 is de ionlading niet uit PS af te leiden. Meestal is het 2+, maar niet altijd. Soms zijn er meer mogelijkheden, bv. Fe2+ en Fe3+ bestaan allebei.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het natrium atoom heeft 11 elektronen, neon (een edelgas) heeft er 10. Natrium wil dus een elektron kwijt.




In de kern van het natriumatoom zitten nog steeds 11 protonen.
  • 11 protonen: lading is    11+
  • 10 elektronen: lading is 10-
  • Nettolading 1+

Natrium ion: Na+
Het natrium atoom wordt een ion

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het chloor atoom heeft 17 elektronen, neon (een edelgas) heeft er 10. Natrium wil dus een elektron kwijt.




In de kern van het natriumatoom zitten nog steeds 17 protonen.
  • 17 protonen: lading is    17+
  • 18 elektronen: lading is 18-
  • Nettolading 1-

Natrium ion: Cl-
Het chloor atoom wordt een ion

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


A
Atoom
B
Ion

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


A
Atoom
B
Ion

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


A
Atoom
B
Ion

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke stoffen zijn NIET ontleedbaar?
A
Moleculaire stoffen
B
Metalen
C
Zouten

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De lading van een positief geladen ion is afhankelijk van het aantal elektronen dat een atoom heeft afgestaan.

alle enkelvoudige positieve ionen zijn metaal-ionen



De lading van een negatief geladen ion is gelijk aan het aantal elektronen dat een atoom heeft opgenomen.

alle enkelvoudige negatieve ionen zijn niet-metaal ionen.
Belangrijk

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opstellen van een verhoudingsformule 
  1. Noteer de naam van het zout (ionaire verbinding)
  2. Zet de symbolen van de ionen achter elkaar (positieve ion voorop)
  3. Lading schrijven als index 
  4. Vereenvoudig de verhoudingsformule


Hoofdstuk 7 Stoffen en deeltjes
§7.3 Ontleedbare stoffen: enkelvoudige ionen

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opstellen van een verhoudingsformule 
  1. Natriumchloride
  2. Calciumbromide
  3. Diwaterstofmonoxide
  4. Natriumoxide
  5. Calciumsulfide
  6. Trifosforpentaoxide
  7. IJzer(III)fluoride
  8. Mangaan(IV)oxide


Hoofdstuk 7 Stoffen en deeltjes
§7.3 Ontleedbare stoffen: enkelvoudige ionen

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Namen positieve ionen

  • Gewoon 'ion' erachter: natriumion
  • Uitzondering: ijzer (Fe) kan een lading van 2+ of 3+ hebben. 
  • Die lading komt er als Romeins cijfer achter. 

  • ijzer(II)-ion: spreek uit als ijzer 2 ion
  • ijzer(III)-ion: spreek uit als ijzer 3 ion
Namen van positieve ionen

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Namen negatieve enkelvoudige ionen

  • Achter de atoomnaam komen de letters -ide.
  • voorbeeld: Cl-: chloride ion 

Let op:
  • S2- is sulfide
  • O2- is oxide
Namen van negatieve enkelvoudige ionen

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het natriumatoom geeft een elektron aan het chlooratoom. Er ontstaat Na+ en Cl- 

Deze 2 ionen blijven nu bij elkaar (+ en - trekt elkaar aan). 

Zo ontstaat een zout: verbinding tussen een metaal en een niet-metaal door elektronen overdracht

Deze binding is sterk en heet: ionbinding of ionaire binding
Waar gaat dat elektron van natrium dan naartoe?

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Magnesium staat 2 elektronen af. Wat wordt de lading van het magnesium-ion?
A
1+
B
2+
C
3+
D
2-

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

IJzer staat 3 elektronen af. Wat wordt de lading van het ijzer-ion?
A
2+
B
2-
C
3+
D
3-

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een jodide-ion heeft als lading -1. Hoeveel elektronen heeft een jood-atoom hiervoor moeten opnemen?
A
1
B
2
C
3
D
Hij heeft een elektron moeten afstaan

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel elektronen heeft ijzer-atoom moeten afstaan om een ijzer(II)-ion te vormen?
A
1
B
2
C
3

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Naamgeving enkelvoudige ionen

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verhoudingsformule opstellen
  1. Schrijf de naam van de stof op.
  2. Vervang de namen van de ionen door de formule (tussen haakjes) 
  3. Maak de ladingen gelijk, door middel van indexgetallen
  4. Haal de haakjes en de lading weg. behalve bij samengestelde ionen, daar laat je de haakjes er omheen staan als er een index getal achter staat

Voorbeelden: natriumchloride, calciumfluoride, aluminiumoxide

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Romeinse notatie

1 = I
2= II
3= III
4=IV
5=V
6= VI

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies