Sommige voltooid deelwoorden eindigen op -en (geen regels) en andere voltooid deelwoorden eindigen op een -d of een -t
gevlogen, gevallen, gekozen, chips gegeten / bedreigd, gekocht, gedacht, verdiend, gehoord
Om te bepalen of je een voltooid deelwoord met een -d of -t schrijf kun je twee dingen doen.
verlengproef: je schrijft verhuisd, want je zegt verhuisde. Je schrijft gemaakt, want je zegt gemaakte.
't ex-fokschaap, 't ex-kofschip, 't sexy-fokschaap: Staat medeklinker van stam -en in de ezelsbrug, dan schrijf je een t, anders een -d.
Bedreigd, want g zit niet in de ezelsbrug
geblust, want s zit wel in de ezelsbrug
Soms lijkt het werkwoord in de tegenwoordige tijd en op de voltooide tijd op elkaar. Je schrijft het soms met een -d en soms met een -t. Bepaal dan eerst de tijd en kies daarna de juiste uitgang.
De buschauffeur bestuurt de bus. / De buschauffeur heeft de bus bestuurd.
Hij bewerkt de foto. / Hij heeft de foto bewerkt.