B3 - Woordenschat H4

Woordenschat H4
Woorden met meerdere betekenissen
= HOMONIEMEN
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Woordenschat H4
Woorden met meerdere betekenissen
= HOMONIEMEN

Slide 1 - Tekstslide

DOEL
- je kunt woorden met meerdere betekenissen herkennen en begrijpen 


- je kunt de juiste betekenis van een woord met meerdere betekenissen opzoeken in een woordenboek.
Woorden met meerdere betekenissen

Slide 2 - Tekstslide

Woorden met meerdere betekenissen

Sommige woorden hebben meerdere betekenissen, waardoor je in de war kunt raken.
Door goed de tekst te lezen kun je zien welke betekenis wordt bedoeld.

Slide 3 - Tekstslide

De juryleden prijzen de winnaar. Ze vinden het vooral knap dat hij het lied zelf geschreven heeft.

1. Prijzen: meervoud van prijs ( hoeveel iets kost of iets wat je kunt winnen)
2. Prijzen: zeggen dat iets heel goed is. 

Slide 4 - Tekstslide

Woordenboek gebruiken

Kijk goed welke betekenis in de zin past.

Op de eerste dag van mijn stage moest ik me voorstellen aan de afdelingsleider.

Het woordenboek zegt:





In deze zin betekenis 1

inleiden in een gezelschap; = introduceren: zich voorstellen

Slide 5 - Tekstslide

Wat betekent:
'Moet ik alweer stofzuigen? Daar pas ik voor!', zei Silke boos.

____
A
op de juiste maat afmeten
B
zo voegen of schikken als je dat wenst: iets niet willen doen
C
zo voegen of schikken als je dat wenst: je beurt voorbij laten gaan
D
niet buiten het kader vallen

Slide 6 - Quizvraag

Wat betekent:
Hopelijk kun je het passen, want ik heb geen wisselgeld.

_______
A
zo voegen of schikken als je dat wenst
B
nauwkeurig acht slaan
C
op zijn plaats zijn = betamen, voegen
D
het geld precies afpassen; niet te veel en niet te weinig

Slide 7 - Quizvraag

Wat betekent het onderstreepte woord in de zin:
De mentor bevestigde dat we morgen het laatste uur vrij hebben.

__________
A
leunen, rusten
B
helpen
C
zei dat het klopte
D
maakte vast

Slide 8 - Quizvraag

Wat betekent het onderstreepte woord in de zin:
De conciërge bevestigde het nieuwe prikbord aan de muur.

__________
A
leunen, rusten
B
helpen
C
zei dat het klopte
D
maakte vast

Slide 9 - Quizvraag

Wat betekent het onderstreepte woord in de zin:
Dagelijks worden honderden monsters getest in een laboratorium.

________
A
kleine hoeveelheid om uit te proberen
B
griezelig wezen
C
inspectie
D
proef om te oordelen over kwaliteit

Slide 10 - Quizvraag

Wat betekent het onderstreepte woord in de zin:
Karbonkel uit Ik Mik Loreland is een monster met maar één oog.

_______
A
kleine hoeveelheid om uit te proberen
B
griezelig wezen
C
inspectie
D
proef om te oordelen over kwaliteit

Slide 11 - Quizvraag

Wat is de betekenis van het woord: concurreren
A
proberen net zo goed te zijn als anderen
B
begrijpen
C
laten weten dat jij de baas bent
D
een ander ergens de schuld van geven

Slide 12 - Quizvraag

Wat betekent: iemand iets in de schoenen schuiven

Slide 13 - Open vraag

Wat betekent het als iets gecompliceerd is?
A
Iets is prachtig
B
Iets is zelf in elkaar gezet
C
Iets is volledig
D
Iets is moeilijk

Slide 14 - Quizvraag

Welke betekenissen heeft het homoniem: mobiel

Slide 15 - Open vraag

Wat voor leuks ga je het weekend doen?

Slide 16 - Open vraag

Slide 17 - Tekstslide