Examentekst 'De gelegenheid maakt de leugenaar'
1 / 13
Lesduur is: 30 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Hoe wordt het onderwerp van de tekst in alinea 1 ingeleid?
In alinea 1
In alinea 1
A
worden enkele opvallende uitspraken gedaan.
B
wordt de opbouw van de tekst geschetst.
C
wordt een conclusie vooraf getrokken.
D
wordt een samenvatting vooraf gegeven.
Slide 2 - Quizvraag
In alinea 2 vertelt Aldert Vrij over onderzoek naar technieken om een leugenaar te herkennen.
Waaraan herken je een leugenaar?
Je kunt een leugenaar vooral herkennen als je let
Waaraan herken je een leugenaar?
Je kunt een leugenaar vooral herkennen als je let
A
op details
B
op lichaamstaal
C
op non-verbale kenmerken
D
op taalgebruik
Slide 3 - Quizvraag
Wat is het verband tussen alinea 3 en alinea 4?
A
Alinea 4 is een conclusie bij alinea 3.
B
Alinea 4 is het bewijs van het gestelde in alinea 3.
C
Alinea 4 spreekt het gestelde in alinea 3 tegen.
D
Alinea 4 zwakt het gestelde in alinea 3 af.
Slide 4 - Quizvraag
In alinea 7 wordt gesproken over een mooie taak voor het onderwijs.
Waaruit bestaat die taak volgens Aldert Vrij?
Waaruit bestaat die taak volgens Aldert Vrij?
A
de aandacht richten op voorkomen van oneerlijkheid
B
oneerlijke mensen eerlijk maken
C
strenger controleren op oneerlijkheid
D
zorgen dat oneerlijke mensen leren van eerlijke mensen
Slide 5 - Quizvraag
Hoe kun je de inhoud van de laatste alinea het beste weergeven?
De laatste alinea bevat een
De laatste alinea bevat een
A
conclusie en advies.
B
conclusie en tegenstelling.
C
samenvatting en advies.
D
verklaring en voorbeeld.
Slide 6 - Quizvraag
Slide 7 - Tekstslide
Uit de manier waarop iemand beweegt, kun je
beter opmaken dat iemand liegt dan uit de
manier waarop hij praat.
beter opmaken dat iemand liegt dan uit de
manier waarop hij praat.
A
waar
B
niet waar
Slide 8 - Quizvraag
Mensen herkennen een leugenaar beter als ze naar hem luisteren.
A
waar
B
niet waar
Slide 9 - Quizvraag
Wegkijken en onrustig friemelen zijn kenmerken van liegen.
A
waar
B
niet waar
Slide 10 - Quizvraag
Een leugenaar gebruikt vaak het woordje ‘ik’
A
waar
B
niet waar
Slide 11 - Quizvraag
Een leugenaar vertelt uitgebreid.
A
waar
B
niet waar
Slide 12 - Quizvraag
Non-verbale kenmerken hangen minder samen met liegen dan verbale kenmerken.
A
waar
B
niet waar
