Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
Het meervoud_verkeer
Het meervoud_verkeer
1 / 42
volgende
Slide 1:
Tekstslide
NT2
Secundair onderwijs
In deze les zitten
42 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Het meervoud_verkeer
Slide 1 - Tekstslide
- EN
Wanneer? De meeste woorden
Bv. 1 fiets; 2 fietsen
Bv. 1 verkeerslicht; 2 verkeerslichten
Slide 2 - Tekstslide
- EN
Opgelet!
2 medeklinkers na a, e, i, o, u
Bv. 1 st
e
p
; 2 ste
pp
en
Bv. 1 kl
a
s
; 2 kla
ss
en
Bv. 1 v
i
s
; 2 vi
ss
en
Uitzondering!
Bv. 1 fietsp
a
d
; 2 fietspa
d
en
Bv. 1 w
e
g; 2 we
g
en
Slide 3 - Tekstslide
- EN
Opgelet!
aa, ee, oo, uu gevolgd door 1 medeklinker wordt a, e, o, u
Bv. 1 str
aa
t
; 2 str
a
ten
Bv. 1 m
uu
r
; 2 m
u
ren
Bv. 1 treinsp
oo
r
; 2 treinsp
o
ren
Slide 4 - Tekstslide
- EN
Opgelet!
aa, ee, oo, uu gevolgd door 2 medeklinkers blijft aa, ee, oo, uu
Bv. 1 k
aa
rt
; 2 k
aa
rten
Bv. 1 t
aa
rt
; 2 t
aa
rten
Slide 5 - Tekstslide
- EN
Opgelet!
--> f wordt een v
--> s wordt een z
Bv. 1 brie
f
; 2 brie
v
en
Bv. 1 hui
s
; 2 hui
z
en
Slide 6 - Tekstslide
- S
Wanneer?
Na el, em, en, er en ie
Bv. 1 fiets
er
; 2 fietser
s
Bv. 1 voetgang
er
; 2 voetganger
s
Bv. 1 wag
en
; 2 wagen
s
Slide 7 - Tekstslide
- 'S
Wanneer? Na a, o, u, i, y
Bv. 1 aut
o
; 2 auto
's
Bv. 1 tax
i
; 2 tax
i's
Slide 8 - Tekstslide
We gaan oefenen!
Slide 9 - Tekstslide
Voetgangeren is het meervoud van voetganger.
A
Juist
B
Fout
Slide 10 - Quizvraag
Wat is het meervoud van fiets?
A
Fietss
B
Fietsen
C
Fietsenen
D
Fietses
Slide 11 - Quizvraag
Schrijf het meervoud van voetganger.
Slide 12 - Open vraag
Welke zin is juist?
A
De treins rijden niet.
B
De treinen rijden niet.
Slide 13 - Quizvraag
Verkeerslichten is het meervoud van verkeerslicht.
A
Juist
B
Fout
Slide 14 - Quizvraag
Schrijf het meervoud van wagen.
Slide 15 - Open vraag
Wat is het meervoud van helicopter?
A
Helicopteren
B
Helicopters
C
Helicopteres
Slide 16 - Quizvraag
Schrijf het meervoud van voetpad.
Slide 17 - Open vraag
Wat is het meervoud van fietser?
A
Fietseren
B
Fietseres
C
Fietsers
D
Fietserss
Slide 18 - Quizvraag
Wat is fout? Maak de zin juist.
De voetgangers wandelt op het voetpad.
Slide 19 - Open vraag
Jongenen is het meervoud van jongen.
A
Juist
B
Fout
Slide 20 - Quizvraag
Welke zin is juist?
A
De voetgangers wandelt op het voetpad.
B
De voetgangers wandelen op het voetpad.
Slide 21 - Quizvraag
Schrijf het meervoud van fietser.
Slide 22 - Open vraag
Wat is het meervoud van auto?
A
Autos
B
Autoen
C
Auto's
Slide 23 - Quizvraag
Schrijf het meervoud van trein.
Slide 24 - Open vraag
Wat is het meervoud van zebrapad?
A
Zebrapaden
B
Zepradden
C
Zebrapads
D
Zebrapades
Slide 25 - Quizvraag
Welke zin is juist?
A
De verkeerslichtes zijn kapot.
B
De verkeerslichten zijn kapot.
Slide 26 - Quizvraag
Meisjes is het meervoud van meisje.
A
Juist
B
Fout
Slide 27 - Quizvraag
Welke zin is juist?
A
De metro's rijdt onder de grond.
B
De metro's rijden onder de grond.
Slide 28 - Quizvraag
Wat is het meervoud van bromfiets?
A
Bromfietses
B
Bromfietsen
C
Bromfietss
Slide 29 - Quizvraag
Schrijf het meervoud van fietspad.
Slide 30 - Open vraag
Wat is het meervoud van taxi?
A
Taxis
B
Taxien
C
Taxi's
Slide 31 - Quizvraag
Schrijf het meervoud van bromfiets.
Slide 32 - Open vraag
Schrijf het meervoud van vliegtuig.
Slide 33 - Open vraag
Schrijf het meervoud van verkeerslicht.
Slide 34 - Open vraag
Welke zin is juist?
A
De auto's rijden op straat.
B
De auto's rijdt op straat.
Slide 35 - Quizvraag
Wat is het meervoud van treinspoor?
A
Treinspoors
B
Treinspores
C
Treinsporen
D
Treinspooren
Slide 36 - Quizvraag
Schrijf het meervoud van vrachtwagen.
Slide 37 - Open vraag
Brandweerwagens is het meervoud van brandweerwagen.
A
Juist
B
Fout
Slide 38 - Quizvraag
Schrijf het meervoud van ziekenwagen.
Slide 39 - Open vraag
Wat is het meervoud van trein?
A
Treins
B
Treinen
C
Treines
Slide 40 - Quizvraag
Welke zin is juist?
A
De fietsers rijdt met de fiets.
B
De fietsers rijden met de fiets.
Slide 41 - Quizvraag
Wat is fout? Maak de zin juist.
De wagenen rijden op straat.
Slide 42 - Open vraag
Meer lessen zoals deze
De spelling van de werkwoorden
Maart 2024
- Les met
34 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
De spelling van de werkwoorden
Mei 2024
- Les met
38 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
Les 55 - Apostrof en accentteken
Mei 2024
- Les met
18 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
Slimmer Schrijven: Pas de persoonsvorm aan!
April 2023
- Les met
15 slides
Inversie en OTT
December 2022
- Les met
24 slides
Nederlands
Lager onderwijs
Onderwerp en persoonsvorm
Maart 2024
- Les met
24 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
Tussenklank -s
Februari 2021
- Les met
28 slides
nederlands
Secundair onderwijs
Taalredactie
November 2024
- Les met
36 slides
Nederlands
Secundair onderwijs