1 Wat (geen vr.vnw) je vorige week beweerde, is nog onwaarschijnlijker dan dat (aanw.vnw) verhaal, dat (geen aanw.vnw) je ons nu vertelt.
2 Morgen wordt bekendgemaakt wie (vr.vnw) de hoofdprijs heeft gewonnen.
3 Die (aanw.vnw) jongen zoekt een vriendin op wie (geen vr.vnw) hij echt kan rekenen.
4 Wie (vr.vnw) van jullie weet wie (vr.vnw) De hongerspelen geschreven heeft?