3.2 Cellen en weefsels

3.2 Cellen en weefsels
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
Mens & NatuurMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

3.2 Cellen en weefsels

Slide 1 - Tekstslide

Wat zijn organen?

Slide 2 - Open vraag

Wat is een orgaanstelsel?

Slide 3 - Open vraag

Welk deel van de plant zorgt voor de stevigheid?
A
Wortels
B
Bladeren
C
Stengels

Slide 4 - Quizvraag

Hoe noemen we de vaatbundels in de bladeren?

Slide 5 - Open vraag

leerdoelen paragraaf 3.2 
Aan het einde van de paragraaf kan jij:
- Je benoemt dat alle organismen bestaan uit één of meer cellen
- Je kunt de begrippen cel, weefsel en tussencelstof omschrijven. Je kunt voorbeelden geven van een weefsel
- Je kunt uitleggen dat de vorm van cellen en tussencelstof samenhangt met de functie. Dit kan je aanvullen met voorbeelden.

Slide 6 - Tekstslide

Cellen 
Cellen de bouwstenen van organismen. 

De Cel: Een blaasje met vocht waarin verschillende processen gebeuren 

Cellen zijn in vele vormen en maten te vinden. 


Slide 7 - Tekstslide

Cellen uitleg
Elk organisme is opgebouwd uit cellen. Cellen zijn kleine blaasjes met vocht. Hierin gebeuren processen die het organisme in leven houden. 
Cellen kunnen heel erg verschillen in vorm en maat. Dit ligt aan de taak die een cel heeft.
Niet elke cel heeft dezelfde taak, er zijn verschillende cellen met verschillende taken. 

Slide 8 - Tekstslide

Verschillende cellen 

Slide 9 - Tekstslide

Eencellig en meercellig

Er zijn 2 soorten organismen:
Eencellige organismen: Deze cellen bestaan uit 1 cel. 

Meercellige organismen: Deze cellen bestaan uit meer dan 1 cel. 

Slide 10 - Tekstslide

Weefsels 
Weefsels: Een groep cellen met dezelfde vorm en functie. 

Meerdere weefsels vormen een orgaan. 

Het is dus:
Cel -> Weefsel -> Orgaan

Slide 11 - Tekstslide

Weefsel uitleg
Een weefsel is een groep cellen met dezelfde vorm en functie. Meerdere weefsels vormen samen weer een orgaan. 
Om een orgaan te vormen moeten het wel dezelfde weefsels zijn. 
Cellen en weefsels kunnen dus verschillen van vorm en functie. Longweefsel is anders dan spierweefsel.
  Verschillende weefsels kunnen ook samenwerken om een proces te ondersteunen

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Link

leerdoelen paragraaf 3.2 
Aan het einde van de paragraaf kan jij:
- Je benoemt dat alle organismen bestaan uit één of meer cellen
- Je kunt de begrippen cel en weefsel omschrijven. Je kunt voorbeelden geven van een weefsel
- Je kunt uitleggen dat de vorm van cellen  samenhangt met de functie. Dit kan je aanvullen met voorbeelden.

Slide 15 - Tekstslide

Wat is een cel?

Slide 16 - Open vraag

Is een mens eencellig of meercellig?
A
eencellig
B
meercellig

Slide 17 - Quizvraag

Zijn alle cellen bij organismen hetzelfde?
A
Ja
B
Nee

Slide 18 - Quizvraag

Wat is een weefsel?

Slide 19 - Open vraag