Het voltooid deelwoord

We gaan oefenen
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Middelbare schoolvmbo tLeerjaar 1,2

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

We gaan oefenen

Slide 1 - Tekstslide

Hij danst
Wat is de voltooide tijd?
A
Hij gedanst
B
Hij hebt gedanst
C
Hij heeft gedanst
D
Hij gedanste

Slide 2 - Quizvraag

Ik huur
Wat is de voltooide tijd?
A
Ik heb gehuurd
B
Ik behuur
C
Ik heb gehuurde
D
Ik gehuur

Slide 3 - Quizvraag

Wij dansen
Wat is de voltooide tijd?
A
Wij danseden
B
Wij hebben gedans
C
Wij heeft gedans
D
Wij hebben gedanst

Slide 4 - Quizvraag

U reist
Wat is de voltooide tijd?
A
U heeft gereisde
B
U hebt reisde
C
U heeft gereisd
D
U heeft gereis

Slide 5 - Quizvraag

Ik luister
Wat is de voltooide tijd?
A
Ik heb geluisterd
B
Ik heb geluistert

Slide 6 - Quizvraag

Wij passen
Wat is de voltooide tijd?
A
Wij hebben gepasd
B
Wij hebben gepast

Slide 7 - Quizvraag

Jullie ruilen
Wat is de voltooide tijd?
A
Jullie hebben geruilt
B
Jullie hebben geruild

Slide 8 - Quizvraag

Hij werkt
Wat is de voltooide tijd?
A
Hij heeft gewerkt
B
Hij heeft gewerkd

Slide 9 - Quizvraag

Wat is het voltooid deelwoord van denken?

Slide 10 - Open vraag

Wat is het voltooid deelwoord van drinken?

Slide 11 - Open vraag

Wat is het voltooid deelwoord van kopen?

Slide 12 - Open vraag

Wat is het voltooid deelwoord van eten?

Slide 13 - Open vraag

Wat is het voltooid deelwoord van opruimen?

Slide 14 - Open vraag

Wat is het voltooid deelwoord van nakijken?

Slide 15 - Open vraag

Wat is het voltooid deelwoord van terugbellen?

Slide 16 - Open vraag

Wat is het voltooid deelwoord van uitleggen?

Slide 17 - Open vraag

Wat is het voltooid deelwoord van vasthouden.

Slide 18 - Open vraag

Lopen
A
Ik-vorm
B
Hij-vorm
C
Wij-vorm

Slide 19 - Quizvraag

Rennen
A
Ik-vorm
B
Hij-vorm
C
Wij-vorm

Slide 20 - Quizvraag

Vliegen
A
Ik-vorm
B
Hij-vorm
C
Wij-vorm

Slide 21 - Quizvraag

Dansen
A
Ik-vorm
B
Hij-vorm
C
Wij-vorm

Slide 22 - Quizvraag

Leren
A
Ik-vorm
B
Hij-vorm
C
Wij-vorm

Slide 23 - Quizvraag