In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Thema 3: bloedsomloop, bs 1-3
Slide 1 - Tekstslide
basisstof 1 leerdoelen
bloed
-Je moet de bestanddelen van bloed kunnen noemen met hun kenmerken en functies.
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
bestandsdelen
onderdeel 1 is een witte bloedcel. deze doodt ziekteverwerkers.
onderdeel 2 is bloedplasma. hierin zitten opgeloste afvalstoffen en voedingsstoffen + plasma-eiwitten (die helpen bij bloedstolling)
onderdeel 3 zijn bloedplaatjes. Dit zijn resten van dode cellen en zorgen voor bloedstolling.
onderdeel 4 is een rode bloedcel. deze vervoert zuurstof
Slide 4 - Tekstslide
Witte bloedcel
Wel celkern
Ziekteverwekkers onschadelijk maken
Rode bloedcel
Geen celkern
Zuurstof vervoeren
Bloedplaatje
Geen celkern
Bloedstolling
Slide 5 - Tekstslide
Bloedplaatjes zorgen voor bloedstolling
A
Waar
B
Niet waar
Slide 6 - Quizvraag
Rode bloedcellen krijgen hun rode kleur door een bepaald stofje. Door deze stof worden de rode bloedcellen niet alleen rood, maar kunnen ze ook makkelijk zuurstof opnemen. Hoe heet deze stof?
Slide 7 - Open vraag
Wat is er in bloedplasma aanwezig? Meerdere antwoorden zijn goed
A
Bloedplaatjes
B
Water
C
Opgeloste stoffen
D
Eiwitten
Slide 8 - Quizvraag
Patiënten met de ziekte aids zijn gevoeliger voor ziekteverwekkers dan gezonde mensen. Ze krijgen bijvoorbeeld snel een longontsteking. Dat komt doordat bepaalde bloeddeeltjes door het aidsvirus (hiv) worden vernietigd. Welke bloeddeeltjes worden door het aidsvirus vernietigd?
A
Witte bloedcellen
B
Rode bloedcellen
C
Bloedplaatjes
Slide 9 - Quizvraag
basisstof 2 leerdoelen
De bloedsomloop
-Je kunt 3 typen bloedvaten noemen met hun kenmerken en functies
- je kunt in het bloedvatenstelsel van de mens slagaders en aders benoemen
-je kunt de kleine en grote bloedsomloop onderscheiden met hun functies
Slide 10 - Tekstslide
Belangrijke begrippen
slagader ader
haarvaten grote bloedsomloop
kleine bloedsomloop dubbele bloedsomloop
kleppen (in aders)
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Video
kleine bloedsomloop
functie: zuurstof halen bij de longen
hart longen hart
aan het begin zuurstofarm daarna zuurstofrijk
grote bloedsomloop
functie: zuurstof brengen bij de organen
hart organen hart
aan het begin zuurstofrijk daarna zuurstofarm
Slide 13 - Tekstslide
Aders
Dunne wand, kleppen, zuurstofarm bloed
Slagaders
Dikke spierlaag, pulseert (voel je kloppen)
Zuurstofrijk bloed
Slide 14 - Tekstslide
Haarvaten
in de haarvaten vind gaswisseling plaats.
in de organen: zuurstof wordt afgegeven en koolstofdioxide opgenomen.
zuurstofrijk->zuurstofarm
in de longhaarvaten: koolstofdioxide wordt afgegeven en zuurstof opgenomen
zuurstofarm->zuurstofrijk
Slide 15 - Tekstslide
Bloedvaten
Slagader: van het hart weg, hoge bloeddruk, dikke en elastische wand, diep in lichaam
Haarvaten: wand één cellaag dik, lage bloeddruk, uitwisseling voedings- en afvalstoffen
Ader: naar het hart toe, lage bloeddruk, dunne wanden, minder diep in lichaam, kleppen
Slide 16 - Tekstslide
Bloedvatenstelsel
Slagader: naam van orgaan waar bloed naartoe stroomt + slagader
Ader: naam van orgaan waar bloed vandaan komt + ader
Poortader: zuurstofarm bloed met voedingsstoffen van darmen naar lever
In holle ader komen aders uit
Uit aorta takken slagaders af
Slide 17 - Tekstslide
Wat voor typen bloedvaten heeft een mens? (meerdere antwoorden zijn goed)
A
Haarvaten
B
Trilvaten
C
Slagaders
D
Aders
Slide 18 - Quizvraag
Aders bevatten kleppen, vooral de aders in armen en benen.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 19 - Quizvraag
Kleppen in aders zorgen ervoor dat bloed niet terugstroomt de verkeerde richting in
A
Niet waar
B
Waar
Slide 20 - Quizvraag
In de afbeelding zie je het hart met longen en een aantal bloedvaten. De weg die het bloed door het lichaam aflegt, noem je de bloedsomloop. Welke bloedsomloop zie je in deze afbeelding?
A
De grote bloedsomloop
B
De kleine bloedsomloop
C
De bloedsomloop
Slide 21 - Quizvraag
De dubbele bloedsomloop gaat bij een omloop 2 keer door ......
A
De longen
B
Het hart
C
De organen
D
De hersenen
Slide 22 - Quizvraag
Welke wand is het dunst?
A
Slagader
B
Ader
C
Haarvat
Slide 23 - Quizvraag
Doelen BS 3
* Je kunt de delen van het hart en de aansluitende bloedvaten noemen met hun kenmerken en functies
* Je kunt beschrijven hoe de hartslag verloopt
Slide 24 - Tekstslide
Slide 25 - Video
buitenkant hart
op het hart ligt de kransslagader (14).
de kransslagader brengt vanuit de aorta (hoofdslagader) zuurstofrijk bloed naar de hartspieren.
de kransader (5) brengt zuurstofarm bloed naar de holle ader.
Slide 26 - Tekstslide
binnenkant hart
aan de bovenkant van het hart zitten de boezems.
aan de onderkant zitten de kamers.
in het hart zitten hartkleppen.
in de slagaders zitten halvemaanvormige kleppen.
Slide 27 - Tekstslide
Halvemaanvormige kleppen
Tussen de kamers en de longslagader/ aorta zitten halvemaanvormige kleppen. Die voorkomen dat het bloed ná het pompen terugstroomt het hart in.
Slide 28 - Tekstslide
Hartkleppen
Tussen de boezems en de kamers zitten de hartkleppen.
Die voorkomen dat het bloed terug de boezems ingepompt wordt als de kamers samentrekken.
Slide 29 - Tekstslide
aorta
longslagader
longader
bovenste holle ader
onderste holle ader
linkerboezem
linkerkamer
rechterboezem
rechterkamer
hartklep
hartklep
halve maanvormige klep
halve maanvormige klep
Slide 30 - Sleepvraag
1 rechterboezem
2 linkerboezem
3 bovenste holle ader
4 aorta
5 longslagader
6 longader
7/12 hartklep
8/13 halvemaanvormige klep
9 linkerkamer
10 rechterkamer
11 onderste holle ader
Slide 31 - Tekstslide
Het hart heeft veel spierweefsel. Welk deel van het hart is het meest gespierd?
A
Rechterboezem
B
Linkerboezem
C
Rechterkamer
D
Linkerkamer
Slide 32 - Quizvraag
De linkerkamer heeft een gespierde wand, omdat het bloed door de aorta moet pompen. Hier is veel kracht voor nodig
A
Niet waar
B
Waar
Slide 33 - Quizvraag
Is de longslagader zuurstofrijk of zuurstofarm? (van het hart af)
A
Zuurstofarm
B
Zuurstofrijk
Slide 34 - Quizvraag
Waar komt bloed het hart binnen?
A
Linkerkamer
B
Rechterkamer
C
Linkerboezem
D
Rechterboezem
Slide 35 - Quizvraag
Hoe heet het bloedvat van de longen naar het hart?
A
Holle ader
B
Longslagader
C
Aorta
D
Longader
Slide 36 - Quizvraag
Bij een 'hartslag van 68' trekt het hart zich per minuut 68 x samen
A
waar
B
niet waar
Slide 37 - Quizvraag
Bij een hartslag trekken eerst de boezems samen, en dan de kamers
A
Waar
B
Niet waar
Slide 38 - Quizvraag
https:
Slide 39 - Link
Klaar?
Neem bs 1 t/m 3 nog eens door & maak de verdiepingsopdrachten in je boek