§3.2 het oog_deel 2

§3.2 het oog
deel 2 (blz. 149 - 153)
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

§3.2 het oog
deel 2 (blz. 149 - 153)

Slide 1 - Tekstslide

We starten met voorkennis
kennis toepassen + inzicht

Slide 2 - Tekstslide

De blinde vlek is de plaats waar
A
de meeste kegeltjes zitten en waar je dus het best kleur kan zien
B
de meeste staafjes zitten en waar je dus het best kleur kan zien
C
de minste zintuigcellen zitten en waar je dus weinig licht kan opvangen
D
geen zintuigcellen zitten en waar je dus geen licht kan opvangen

Slide 3 - Quizvraag

De blinde vlek merk je normaal niet omdat:
A
de hersenen het ontbrekende beeld invullen
B
de ogen continue bewegen
C
je met twee ogen kijkt
D
alle drie

Slide 4 - Quizvraag

De gele vlek is de plaats waar...
A
De verhouding kegeltjes en staafjes gelijk zijn zodat je een helder beeld hebt
B
de meeste staafjes zitten en waar je dus het best contouren kan zien
C
de meeste kegeltjes zitten en waar je dus het best kleur kan zien
D
de plaats waar geen kegeltjes en geen staafjes zijn, je ziet dan vooral geel

Slide 5 - Quizvraag

Slide 6 - Video

Probeer het kleur-nabeeld te verklaren.
Waar zou het mee te maken kunnen hebben?

Slide 7 - Open vraag

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Probeer het zwart wit-nabeeld te verklaren.
Waar zou het mee te maken kunnen hebben?

Slide 10 - Open vraag

Slide 11 - Tekstslide

Leerdoelen §3.2 deel 2
  • Je weet wat er bedoeld wordt met de term accommoderen
  • Je kunt uitleggen wanneer je ooglens bol is en wanneer plat
  • Je weet wat bijziend is
  • Je weet wat verziend is
  • Je kunt uitleggen hoe je diepte ziet

Slide 12 - Tekstslide

Youtube link: Maak je eigen camera obscura

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Accomoderen

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Accomoderen - lens boller en platter maken
Bolle lens --> vergroot --> dichtbij scherp
Platte lens --> veraf scherp



Boek blz. 149
Bronnen 9 en 10 wel toetsstof
Bron 11 - lensbandjes - niet

Slide 17 - Tekstslide

Bijziend en verziend
Bolle lens --> vergroot --> dichtbij scherp
Platte lens --> veraf scherp

Bijziend = je ziet dichtbij wel scherp maar veraf niet
Verziend = je ziet veraf wel scherp maar dichtbij niet


Boek blz. 151: welke bril nodig hoeft niet (opg. 23, 24, 25)

Slide 18 - Tekstslide

Diepte zien

Slide 19 - Tekstslide

Leerdoelen §3.2 deel 2
  • Je weet wat er bedoeld wordt met de term accommoderen
  • Je kunt uitleggen wanneer je ooglens bol is en wanneer plat
  • Je weet wat bijziend is
  • Je weet wat verziend is
  • Je kunt uitleggen hoe je diepte ziet

Slide 20 - Tekstslide

Bijziend of verziend?
A
bijziend
B
verziend

Slide 21 - Quizvraag

Hoe noem je het groter en kleiner worden van de pupil?
A
oogreflex
B
pupilreflex
C
accomoderen
D
accomodatiereflex

Slide 22 - Quizvraag

Hoe heet het als de lens van vorm veranderd?
A
pupilreflex
B
accomoderen
C
decentraliseren
D
centraliseren

Slide 23 - Quizvraag

Om te zien moet er licht in je oog komen. Via welke onderdelen (goede volgorde) van het oog komt het licht in je oog?
A
hoornvlies, pupil, lens, glasachtig lichaam, netvlies
B
lens, pupil, hoornvlies, netvlies, glasachtig lichaam
C
hoornvlies, netvlies, pupil, lens, glasachtig lichaam
D
netvlies, glasachtig lichaam, pupil, lens, hoornvlies

Slide 24 - Quizvraag

Bijziend of verziend?
A
bijziend
B
verziend

Slide 25 - Quizvraag

Slide 26 - Video