H4 herhalen

H4 herhalen
We lopen elke paragraaf even langs:
4.1 Decimale getallen
4.2 De rekenmachine
4.3 Rekenen in praktische situaties
4.4 Procenten
4.5 Evenredig en omgekeerd evenredig



1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

H4 herhalen
We lopen elke paragraaf even langs:
4.1 Decimale getallen
4.2 De rekenmachine
4.3 Rekenen in praktische situaties
4.4 Procenten
4.5 Evenredig en omgekeerd evenredig



Slide 1 - Tekstslide

Overzicht leerdoelen
4.1A Ik kan decimale getallen in volgorde van grootte zetten
4.1B Ik kan bij berekeningen met decimale getallen de komma verschuiven
4.1C Ik kan decimale getallen afronden
4.1D Ik kan grote getallen afronden
4.2A Ik kan berekeningen maken met de rekenmachine
4.2B Ik kan de uitkomst van een berekening schatten
4.3A Ik kan afronden bij praktische situaties
4.3B Ik kan rekenen met grote getallen
4.4A Ik kan met percentages rekenen
4.4B Ik kan percentages berekenen
4.5A Ik kan rekenen met verhoudingen
4.5B Ik kan rekenen met evenredigheden
4.5C Ik kan rekenen met omgekeerd evenredigheden

Slide 2 - Tekstslide

Hoofdstuk 4 - Paragraaf 1
Wat moet je kennen van paragraaf 1?

- Welke waarde heeft het getal?
- Wat zijn decimale getallen?
- Hoe moet ik afronden met decimalen?
- Hoe moet ik afronden met grote getallen?

Slide 3 - Tekstslide

Welke waarde heeft de 6?

5634,5
A
zes
B
zestig
C
zeshonderd
D
zesduizend

Slide 4 - Quizvraag

Welke waarde heeft de 2?

299.999,99
A
twee honderd
B
twintig
C
twee miljoen
D
twee honderdduizend

Slide 5 - Quizvraag

Welke decimaal is de 8?

0,4584
A
eerste decimaal
B
tweede decimaal
C
derde decimaal
D
vierde decimaal

Slide 6 - Quizvraag

Rond af op 2 decimalen:

0,476
A
0,5
B
0,4
C
0,47
D
0,48

Slide 7 - Quizvraag

Rond af op 1 decimalen:

3,999
A
3,9
B
4,0
C
3,10
D
3,0

Slide 8 - Quizvraag

Rond af op honderdtallen

245
A
2
B
200
C
3
D
300

Slide 9 - Quizvraag

Paragraaf 2: De rekenmachine 
Wat moet je weten van paragraaf 2?


Slide 10 - Tekstslide

Paragraaf 3: Rekenen in praktijk
Wat moet je weten van paragraaf 3?

- Controleer ALTIJD of mijn antwoord wel logisch is

Slide 11 - Tekstslide

Er zijn 41 leerlingen. In elke auto passen er 4 leerlingen.
Hoeveel auto's zijn er nodig?
A
0
B
10
C
11
D
100

Slide 12 - Quizvraag

Ik heb 20 euro. Ik wil zoveel mogelijk appels kopen. Een appel kost 3 euro

Hoeveel appels kan ik kopen?
A
20
B
10
C
7
D
6

Slide 13 - Quizvraag

Paragraaf 4: Procenten
Wat moet ik weten van paragraaf 4?

- Hoe reken ik met procenten?
(hoeveel is 20% van 150?)
- Hoe bereken ik het percentage?
(hoeveel procent is 25 van 75?)

Slide 14 - Tekstslide

Bereken: 10% van 1000
A
100
B
10
C
1

Slide 15 - Quizvraag

Bereken 45% van 800
A
400
B
300
C
340
D
360

Slide 16 - Quizvraag

Hoeveel procent is 20 van 400?
A
60%
B
10%
C
5%
D
4%

Slide 17 - Quizvraag

Hoeveel procent is 27 van 350?
A
90
B
100
C
7. 7
D
7.71

Slide 18 - Quizvraag

Paragraaf 5: Evenredig of Omgekeerd
Wat moet je weten van paragraaf 5?

- Wat is een evenredig verband?
- Hoe reken ik hiermee?
- Wat is een omgekeerd evenredig verband?
- Hoe reken ik hiermee?

Slide 19 - Tekstslide

20 Glazenwassers doen 10 uur over alle ramen.
Hoelang doen 10 glazenwassers erover?
Ik koop appels. Elke appel kost 5 euro
Elk  jaar krijg ik van mijn oma 50 euro met kerst.
Hoeveel euro heb ik over 5 jaar?
Ik heb een tray coca cola met 24 blikjes.
Iemand anders komt meedrinken. 
Hoeveel blikjes hebben we per persoon?
Evenredig verband
Evenredig verband
Omgekeerd evenredig verband
Omgekeerd evenredig verband

Slide 20 - Sleepvraag

Wat denk je dat je gaat halen voor de toets?
Onvoldoende
Matig
Voldoende
Goed

Slide 21 - Poll

Controleer jezelf
Terug naar de leerdoelen!

Met potlood per leerdoel: 
getal 1 t/m 10

Slide 22 - Tekstslide

Overzicht leerdoelen
4.1A Ik kan decimale getallen in volgorde van grootte zetten
4.1B Ik kan bij berekeningen met decimale getallen de komma verschuiven
4.1C Ik kan decimale getallen afronden
4.1D Ik kan grote getallen afronden
4.2A Ik kan berekeningen maken met de rekenmachine
4.2B Ik kan de uitkomst van een berekening schatten
4.3A Ik kan afronden bij praktische situaties
4.3B Ik kan rekenen met grote getallen
4.4A Ik kan met percentages rekenen
4.4B Ik kan percentages berekenen
4.5A Ik kan rekenen met verhoudingen
4.5B Ik kan rekenen met evenredigheden
4.5C Ik kan rekenen met omgekeerd evenredigheden

Slide 23 - Tekstslide

Leren voor de toets 
Hoe doe ik dat?
1. Theorie onthouden - lees de samenvatting, maak zelf een samenvatting of een overzicht.
2. Theorie toepassen - oefenen, oefenen, oefenen! Maak alle opgaven die als huiswerk zijn meegegeven.
3. Nakijken - kijk je opgaven altijd na. Je leert van je fouten!

Slide 24 - Tekstslide

Dit was de herhaling van  hoofdstuk 4
Verder werken aan de D-toets 
Maak opgave 61 blz. 162
Dit mag in fluisterstem

Heb je vragen? Kom dan naar mijn bureau




Slide 25 - Tekstslide

opgave 61 blz. 162

Slide 26 - Tekstslide

opgave 12 blz. 179

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide