07 - Schrijfopdracht en werkwoordspelling 2

Schrijfopdracht en
persoonsvorm verleden tijd
Taalverzorging §A5
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 12 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Schrijfopdracht en
persoonsvorm verleden tijd
Taalverzorging §A5

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
Als het goed is, weet je aan het eind van de les: 
- hoe je werkwoorden moet spellen; 
- wat je van plan bent met de schrijfopdracht. 

Slide 2 - Tekstslide

Persoonsvorm verleden tijd enkelvoud
Als we uitgaan van klankvaste, regelmatige of zwakke werkwoorden, schrijven we de persoonsvorm als stam+de of stam+te.

Of we -de of -te achter de stam zetten, hangt af van de laatste letter van de stam. Is dit een t, x, k, f, s, c, h of p, dan schrijven we in het enkelvoud -te achter de stam; eindigt de stam op een andere letter, dan schrijven we er -de achter.

Slide 3 - Tekstslide

Persoonsvorm verleden tijd meervoud
Bij zwakke, klankvaste of regelmatige werkwoorden komt er, als het onderwerp in het meervoud staat, -den of -ten achter de stam. Ook hierbij gebruiken we de kofschip-regel.

Slide 4 - Tekstslide

Sterke werkwoorden
Sterke werkwoorden zijn werkwoorden die in de verleden tijd van klank veranderen.

Meestal hoor je hoe je dit soort werkwoorden spelt.

Slide 5 - Tekstslide

Spel de juiste vorm van het werkwoord
(vinden; tegenwoordige tijd) ... je het leuk dat hij ook komt? 
Zij (reageren; verleden tijd) ... goed op het slechte nieuws.
We zijn al twee jaar niet op vakantie (zijn; voltooid deelwoord) ... .
Meestal gaat hij (lopen; onvoltooid deelwoord) ... naar school. 
Zij is vorig jaar naar Monster (verhuizen; voltooid deelwoord) ... .
Hij (deleten; verleden tijd) ... de bestanden voor zijn vader ze zag. 


Slide 6 - Tekstslide

Schrijfopdracht (opdracht 5)
Als het goed is, heb je een passende openingszin voor je tekst.  

Schrijf nu een korte anekdote die doorgaat op de passende openingszin die je hebt bedacht. Als het goed is heb je straks het begin van je inleiding. 

Slide 7 - Tekstslide

Aan de slag!
Werk nu aan opdracht 8 tot en met 10 op pagina 222. 

Slide 8 - Tekstslide

Werkwoordspelling
Vorige les hebben we gekeken naar hoe we de persoonsvorm op de juiste manier moeten spellen. Deze les kijken we naar twee andere belangrijke werkwoordsvormen: het voltooid en het onvoltooid deelwoord.

Slide 9 - Tekstslide

Spelling voltooid deelwoord
In veel gevallen eindigt het voltooid deelwoord op een -d of een -t.

Als je twijfelt of je voor de -d of -t moet kiezen, maak het dan langer door er een -e achter te zetten.

Als dit geen uitsluitsel brengt, kijk dan naar de stam en hanteer de
't ex-kofschip-regel

Slide 10 - Tekstslide

Onvoltooid deelwoord
Het onvoltooid deelwoord geeft aan dat een handeling op dit moment plaatsvindt.

Vaak is het onvoltooid deelwoord een soort bijvoeglijk naamwoord.

We spellen het onvoltooid deelwoord door -d of -de achter het hele werkwoord te zetten.

Slide 11 - Tekstslide

Aan de slag
Werk nu aan opdracht 1 tot en met 3 op pagina 276. 

Slide 12 - Tekstslide