Les 12 - Verleden tijd, voltooid en onvoltooid deelwoord

Werkwoordspelling
Persoonsvorm in de verleden tijd
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 12 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Werkwoordspelling
Persoonsvorm in de verleden tijd

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
Als het goed is, weet je aan het eind van deze les: 
- hoe je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd spelt; 
- hoe je voltooide en onvoltooide deelwoorden spelt; 
- hoe je bijzonderheden in de spelling van voltooide deelwoorden kunt uitleggen. 

Slide 2 - Tekstslide

Persoonsvorm in de verleden tijd
Zoals we in de vorige les geleerd hebben, past de persoonsvorm zich altijd aan aan het onderwerp van de zin. Dit geldt ook voor de persoonsvorm in de verleden tijd, al wordt hierbij alleen maar onderscheid gemaakt tussen enkelvoud en meervoud. 

Slide 3 - Tekstslide

Persoonsvorm verleden tijd enkelvoud
Als we uitgaan van klankvaste, regelmatige of zwakke werkwoorden, schrijven we de persoonsvorm als stam+de of stam+te.

Of we -de of -te achter de stam zetten, hangt af van de laatste letter van de stam. Is dit een t, x, k, f, s, c, h of p, dan schrijven we in het enkelvoud -te achter de stam; eindigt de stam op een andere letter, dan schrijven we er -de achter.

Slide 4 - Tekstslide

Persoonsvorm verleden tijd meervoud
Bij zwakke, klankvaste of regelmatige werkwoorden komt er, als het onderwerp in het meervoud staat, -den of -ten achter de stam. Ook hierbij gebruiken we de kofschip-regel.

Slide 5 - Tekstslide

Sterke werkwoorden
Sterke werkwoorden zijn werkwoorden die in de verleden tijd van klank veranderen.

Meestal hoor je hoe je dit soort werkwoorden spelt.

Slide 6 - Tekstslide

Voltooid en onvoltooid deelwoord
Naast de persoonsvorm in de tegenwoordige en verleden tijd zijn er nog meer werkwoordsvormen.

Vandaag gaan we het hebben over het voltooid en onvoltooid deelwoord. Hebben jullie al enig idee wat we hiermee bedoelen?

Slide 7 - Tekstslide

Voltooid deelwoord
Het voltooid deelwoord komt altijd voor in combinatie met een hulpwerkwoord. Dat is in dit geval een vorm van zijn, hebben of worden.

Op het moment dat gebruik wordt gemaakt van zijn of hebben, is de handeling ook inderdaad voltooid; gebruiken we het werkwoord worden, dan is de handeling nog bezig.

Slide 8 - Tekstslide

Spelling voltooid deelwoord
Vaak kun je het voltooid deelwoord opschrijven zoals je het hoort.

Twijfel je tussen een -d of een -t? Maak het woord dan langer door er een -e achter te zetten. 

Helpt dit nog niet? Gebruik dan de 't ex-kofschip-regel. 

Slide 9 - Tekstslide

Let op!
Sommige scheidbare werkwoorden krijgen -ge ín het woord

Sommige samengestelde werkwoorden zijn niet scheidbaar. Het voltooid deelwoord krijgt dan ge- ervoor. 

Werkwoorden met ge-, be-, ver- en ont- krijgen geen extra voorvoegsel. 

Slide 10 - Tekstslide

Onvoltooid deelwoord
Het onvoltooid deelwoord geeft aan dat een handeling op dit moment plaatsvindt.

Vaak is het onvoltooid deelwoord een soort bijvoeglijk naamwoord.

We spellen het onvoltooid deelwoord door -d of -de achter het hele werkwoord te zetten.

Slide 11 - Tekstslide

Aan de slag
Werk nu aan opdracht 2, 3 en 5 op pagina 276 en 277.

Slide 12 - Tekstslide