Grammar both, either, neither, all, each, every, none
You can recognize and use:
both, either, neither, all, each, every, none
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare school
In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Onderdelen in deze les
Grammar both, either, neither, all, each, every, none
You can recognize and use:
both, either, neither, all, each, every, none
Slide 1 - Tekstslide
Both, either en neither
Je gebruikt both, either en neither als je het hebt over twee personen, dieren of dingen.
Je kiest voor both (beide) als het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort in het meervoud staat, bijvoorbeeld “Both cakes are delicious.”
Als het zelfstandig naamwoord in het enkelvoud staat, dan gebruik je neither of either. Either betekent “een van beide” en neither betekent “geen van beide”.
Slide 2 - Tekstslide
Each
Each kun je gebruiken als je twee of meer personen, dieren of dingen hebt. Hij staat altijd vlak voor het zelfstandig naamwoord. Als je each gebruikt, dan leg je de nadruk op de individuele dingen. Je kunt bijvoorbeeld zeggen “Each year, fewer people move to the Netherlands.”
Slide 3 - Tekstslide
All, every and none
Je gebruikt all, every of none als het om meer dan twee personen, mensen of dingen gaat. All betekent “alle”, every betekent “iedere” en none betekent “geen/niet een”. Als je every gebruikt, dan kun je vaak ook each gebruiken. Bij every leg je dan meer nadruk op het geheel en bij each op de individuele dingen.
Example: All his clothes were on the floor, Every book that he wrote her was about her, None of the recipes were good enough
Slide 4 - Tekstslide
... watches belong to Henry.
A
Each
B
Both
C
Every
D
None
Slide 5 - Quizvraag
... of the prisoners managed to escape.
A
Each
B
Both
C
Every
D
None
Slide 6 - Quizvraag
She sings ____ song with passion.
A
none
B
each
C
both
D
all
Slide 7 - Quizvraag
I invited both of my friends. Sadly, ______ one of them could make it.
Slide 8 - Open vraag
Are you really going to try ______ item on the meny? That's so much!
Slide 9 - Open vraag
Now
Make sure you ask any questions you might have!
Slide 10 - Tekstslide
End-of-lesson Test questions
Slide 11 - Tekstslide
I have two cats. ____ enjoy going outside.
A
both
B
none
C
all
D
every
Slide 12 - Quizvraag
Sorry, but it is ____ of your business.
A
both
B
every
C
each
D
none
Slide 13 - Quizvraag
My sister has seen _____ the episodes of Friends. She's a huge fan.
Slide 14 - Open vraag
Grammar both, either, neither, all, each, every, none
You can recognize and use:
both, either, neither, all, each, every, none
Slide 15 - Tekstslide
On a scale of 0 to a 100, how well do you feel you understand the modal verbs of possibility and certainty?
Slide 16 - Poll
Which parts would you like some extra practice/instruction for?
Slide 17 - Woordweb
Homework
Slide 18 - Tekstslide
Extra
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Video
Slide 21 - Video
......Ellie and Nicolas wanted to sit in the front
A
either
B
neither
C
both
D
none
Slide 22 - Quizvraag
We passed......our courses
A
neither
B
each
C
every
D
all
Slide 23 - Quizvraag
You must believe.....story; they are both ridiculous