Lezen 2.3
1 / 24
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Video
Verkennend lezen is:
A
Kijken naar de tekst (plaatjes, tussenkopjes, titel, opvallende woorden, bron).
B
Je leest de tekst helemaal door van begin tot eind.
C
Je kijkt alleen naar het stukje tekst dat past bij de vraag.
Slide 5 - Quizvraag
Deeltitels zijn niet belangrijk bij verkennend lezen.
A
waar
B
niet waar
Slide 6 - Quizvraag
Wat hoort niet bij verkennend lezen?
A
De titel bekijken
B
De plaatjes bekijken
C
De eerste zinnen lezen
D
Een mening over de tekst vormen
Slide 7 - Quizvraag
Verkennend lezen doe je ....
A
voordat je een tekst gaat lezen
B
nadat je een tekst hebt gelezen
Slide 8 - Quizvraag
verkennend lezen
Slide 9 - Woordweb
Is de dikgedrukte tekst (inleiding) ook een
alinea
alinea
A
ja
B
nee
Slide 10 - Quizvraag
Waaraan zie je dat dit de inleiding van de tekst is?
A
Het stukje tekst bestaat uit vier zinnen.
B
Er staat waar de tekst over gaat: je bed opmaken is ongezond.
C
Je weet nu alles over huisstofmijten.
D
Je krijgt de belangrijkste informatie.
Slide 11 - Quizvraag
Wat zijn tussenkopjes?
A
dikgedrukte woorden
B
De titel
C
Kopjes boven een alinea
Slide 12 - Quizvraag
De inleiding is:
1) vaak dik gedrukt en
2) vertelt kort waar de tekst over gaat.
1) vaak dik gedrukt en
2) vertelt kort waar de tekst over gaat.
A
1 is goed.
B
2 is goed.
C
1 en 2 zijn goed.
D
1 en 2 zijn fout.
Slide 13 - Quizvraag
Wat is een alinea?
A
Een blokje tekst dat uit meerdere zinnen bestaat
B
Een zin uit een tekst
C
De titel van de tekst
D
Dikgedrukte kopjes in een tekst
Slide 14 - Quizvraag
Elke tekst heeft tussenkopjes
A
Waar
B
Niet waar
Slide 15 - Quizvraag
Wat is een alinea?
A
Een blokje tekst dat uit meerdere zinnen bestaat
B
Een zin uit een tekst
C
De titel van de tekst
D
Dikgedrukte kopjes in een tekst
Slide 16 - Quizvraag
Wat zijn tussenkopjes?
A
dikgedrukte woorden
B
De titel
C
Kopjes boven een alinea
Slide 17 - Quizvraag
De inleiding is:
1) vaak dik gedrukt en
2) vertelt kort waar de tekst over gaat.
1) vaak dik gedrukt en
2) vertelt kort waar de tekst over gaat.
A
1 is goed.
B
2 is goed.
C
1 en 2 zijn goed.
D
1 en 2 zijn fout.
Slide 18 - Quizvraag
Elke tekst heeft tussenkopjes
A
Waar
B
Niet waar
Slide 19 - Quizvraag
Is de dikgedrukte tekst (inleiding) ook een
alinea
alinea
A
ja
B
nee
Slide 20 - Quizvraag
Slide 21 - Tekstslide
Wat vind je nog moeilijk?
Slide 22 - Open vraag
Wat vind je nog moeilijk in dit hoofdstuk?
