GR en SP samenv /h 3 en 4

GR en SP samenv /h 3 en 4
Lesdoel:
We oefenen met onderdelen uit de toets G en Sp: bijv nw als volt. dw, stoffelijke bijv nw, als/dan 
herh pers vnw, bz vnw, samenstellingen, werkwoordspelling

1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

GR en SP samenv /h 3 en 4
Lesdoel:
We oefenen met onderdelen uit de toets G en Sp: bijv nw als volt. dw, stoffelijke bijv nw, als/dan 
herh pers vnw, bz vnw, samenstellingen, werkwoordspelling

Slide 1 - Tekstslide

vergelijkend verband
laat een overeenkomst of een verschil zien.

signaalwoorden:
evenals, in vergelijking met, (even / net (zo) ... als, zoals 
Ook de vergrotende trap: 
meer / groter / beter enz. dan
Hij is zo'n lieve ziel, evenals zijn moeder.
In vergelijking met Luxemburg is Nederland groot.
Sjaak is net zo breed als z'n tweelingbroer.
Nederland is kleiner dan Duitsland.

Slide 2 - Tekstslide


Schrijf het stoffelijk bijvoeglijk naamwoord op van 
goud, zilver hout, steen, koper, linnen, nylon.
Schrijf het als bijvoeglijk naamwoord gebruikte voltooid deelwoord op van verven, dragen. lopen, verbranden, ontdooien.
BLZ. 112

Slide 3 - Tekstslide

Jou/Jouw
Wat is het verschil tussen jou en jouw in deze twee zinnen?

1. Ik vertel dat tegen jou. 
2. Jouw broertje is een leuke jongen.

Slide 4 - Tekstslide

Instructie 'jou of jouw'
Jou, u en mij zijn persoonlijke voornaamwoorden. 
Je kunt deze woorden vervangen door een naam.
voorbeeld: Dat boek is van mij. - Dat boek is van Henrike.

Jouw, uw en mijn zijn bezittelijke voornaamwoorden. 
Je herkent ze aan de -w en -n aan het eind. Ze geven een bezit aan. 
Vaak staat er meteen achter het woord een zelfstandig naamwoord.
Als je het woord vervangt door een naam, moet je achter de naam een s plakken. (Kies een naam die niet op een -s eindigt).
voorbeeld: Dat is jouw telefoon. - Dat is Martina's telefoon. 

Slide 5 - Tekstslide

Voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord
Voltooid deelwoord:
- Vorm van een werkwoord
- Begint vaak met ge-, be-, ver-, ont-
- Er staat dan altijd nog een ander werkwoord in de zin

vb.) Hij heeft veel cadeautjes gemaakt
Bijvoeglijk naamwoord:
- Zegt iets over een zelfstandig naamwoord
- Geeft extra informatie
- Het staat vaak vóór een Zelfstandig naamwoord

vb.) De rode auto
        De reusachtige villa

Slide 6 - Tekstslide

infinitief
voltooid deelwoord
bijvoeglijk naamwoord
mesten
Het veld is gemest.
Het gemeste veld
huren
het huis is gehuurd.
het gehuurde huis
doden
het dier is gedood.
het gedode dier
redden
Het hert is gered.
Het geredde hert
lopen
De route is gelopen
De gelopen route
Voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord

Slide 7 - Tekstslide

Instructie 'als of dan'
Bij een vergelijking gebruik je het woord 'als'. 
Voorbeeld: Zij werkt net zo hard als ik. 

Na een vergrotende trap gebruik je 'dan'.
Voorbeeld: Jij werkt harder dan ik. 

Als je niet weet welk woord er na 'als' of 'dan' komt, maak je de zin langer.  
Zij werkt net zo hard als ik (werk). 

Slide 8 - Tekstslide

Voltooid deelw als bijv. naamwoord
Werkwoorden kun je ook als bijvoeglijk naamwoord gebruiken. Meestal maak je het bijvoeglijk naamwoord van het voltooid deelwoord. 
Je schrijft die woorden zo kort mogelijk.


Slide 9 - Tekstslide

Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord

Een stoffelijke bijvoeglijk naamwoord vertelt waar iets van gemaakt is.
Bijvoorbeeld:
- de houten tafel
- de gouden ketting

Slide 10 - Tekstslide

t of dt?



vindt met dt omdat er een d in het werkwoord zit. 
vinden - vind = stam
Die d kan je natuurlijk niet weglaten, want dan staat er vint

Slide 11 - Tekstslide

Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord vertelt je van welk materiaal iets gemaakt is.

Slide 12 - Tekstslide

Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord


  • het gouden horloge
  • een papieren tas
  • de zijden bloemen
  • de houten tafel


Slide 13 - Tekstslide

Bezittelijk voornaamwoord

Slide 14 - Tekstslide

Twijfel je toch over d of dt:
VERVANG HET WERKWOORD DOOR "LOPEN"
Sam vind of vindt het goed?????
Het is: Sam loopt..... dus Sam vindt het goed.
Houd of houdt jij van boerenkool?
Het is: Loop jij..... dus Houd jij van boerenkool?

Slide 15 - Tekstslide

Voltooid deelwoord of persoonsvorm?
Zoek de zin met het voltooid deelwoord.
A
Naomi heeft dat mooie schilderij zelf geschilderd.
B
Jean verft zijn huis.
C
Van Gogh schilderde veel in Frankrijk.
D
Zij houdt van mij.

Slide 16 - Quizvraag

MAAK DE HERHALINGSOPDRACHT IN JE STENCIL
SCHRIJF JE NAAM BOVENAAN

NIET AF, OM 14:30 U TERUG IN HET NABLIJFUUR
timer
15:00

Slide 17 - Tekstslide

Wat is het meervoud van



alinea
A
meervoud op -en
B
meervoud op -s
C
meervoud op -'s

Slide 18 - Quizvraag

werkwoordspelling
A
hij bediend
B
hij bedient

Slide 19 - Quizvraag

Hij is groter als/dan ik.
A
als
B
dan

Slide 20 - Quizvraag

meervouden

Wat is het meervoud van idee?
A
idees
B
ideeen
C
ideeën
D
ideën

Slide 21 - Quizvraag

Maak van het voltooid deelwoord een bijvoeglijk naamwoord.
(verknippen) De ... broek
A
verknipte
B
verknipten
C
verkniptte
D
verknipt

Slide 22 - Quizvraag

Wat is geen voltooid deelwoord?
A
geslapen
B
geweest
C
blijven
D
gegeten

Slide 23 - Quizvraag

Werkwoordspelling
A
Hoe oud word je moeder morgen?
B
Hoe oud wordt je moeder morgen?

Slide 24 - Quizvraag

Bij vergelijkingen gebruik je...
(als iets hetzelfde is)
A
Als
B
Dan

Slide 25 - Quizvraag

Wat is een samenstelling?
A
Twee woorden die op elkaar lijken
B
Twee woorden die samen een nieuw woord vormen
C
Twee woorden, waarbij je de betekenis moet opzoeken
D
Twee woorden die hetzelfde betekenen

Slide 26 - Quizvraag

Het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord schrijf je ...
A
Zo lang mogelijk
B
Zo kort mogelijk

Slide 27 - Quizvraag

Voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord.
Welke is juist gespeld?
A
De verlote prijs
B
De verlootte prijs

Slide 28 - Quizvraag

Welk bijvoeglijk naamwoord is een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?
A
De lelijke kast
B
De metalen kast
C
De grijze kast
D
De oude kast

Slide 29 - Quizvraag